Strafrecht
Uitlevering & Overlevering
In principe kunnen verdachten van strafbare feiten alleen vervolgd worden in de staat waar ze het strafbare feit gepleegd hebben. Ook de straf die ze daarvoor opgelegd krijgen kan in principe alleen in die staat worden uitgezeten. Dit betekent dat als een verdachte of veroordeelde weet te ontkomen naar een andere staat, de straf of vervolging niet kan worden voltooid. Hiervoor biedt uitlevering een oplossing. De procedure voor uitleveren naar Europese landen is op 12 mei 2004 gewijzigd.
Voorwaarden uitlevering
Het is echter niet zo dat Nederland zomaar aan elke staat mensen uitlevert. Voordat iemand uitgeleverd kan worden, moet aan een aantal voorwaarden voldaan zijn. Wat die voorwaarden zijn hangt mede af van het toepasselijke verdrag, maar een aantal voorwaarden wordt door bijna elk verdrag gesteld.
Ten eerste kan uitleveren alleen plaatsvinden als Nederland met die staat een verdrag heeft gesloten. Zonder zo’n verdrag is het uitgesloten dat Nederland iemand uitlevert.
Ten tweede moet het feit waarvoor uitlevering wordt gevraagd ook in Nederland strafbaar zijn. Het kan dus niet zo zijn dat iemand wordt uitgeleverd voor feiten waarvan men in Nederland vindt dat ze niet bestraft moeten worden.
Ten derde mag niet worden uitgeleverd als iemand al eerder is berecht voor de feiten waarvoor uitleveren wordt gevraagd. Dat zou immers betekenen dat iemand twee keer voor dezelfde feiten wordt bestraft en dat is in de meeste landen niet toegestaan.
Bovendien mag de uitlevering niet worden gevraagd voor feiten die te lang geleden gebeurd zijn. Voor de meeste feiten waarvoor uitlevering wordt gevraagd is deze termijn echter vrij lang.
Invloed op uitlevering
Naast deze voorwaarden zijn er nog een aantal andere dingen die van invloed kunnen zijn:
- is iemand een Nederlander;
- hebben de feiten waarvoor uitlevering wordt gevraagd zich misschien gedeeltelijk op Nederlands grondgebied voorgedaan;
- worden door uitlevering de mensenrechten geschonden;
- de vraag of het gaat om een speciaal strafbaar feit waarvoor Nederland niet uitlevert;
- de persoonlijke omstandigheden van degene wiens uitlevering wordt gevraagd.
Al deze zaken zijn in de praktijk echter van minder invloed op de vraag of uitgeleverd mag worden.
Onderzoek
Als Nederland een verzoek krijgt om iemand uit te leveren, moet onderzocht worden of aan alle voorwaarden is voldaan. Dit onderzoek vindt plaats bij de rechtbank, tenzij de persoon om wie het gaat instemt met zijn uitlevering (de zogenaamde ‘verkorte procedure’).
Instemmen met uitlevering
Het instemmen met de uitlevering heeft echter een aantal belangrijke gevolgen. Het is raadzaam om deze gevolgen te bespreken met een raadsman, voordat ingestemd wordt met de uitlevering. Bovendien kan ook op een later tijdstip nog ingestemd worden met de uitlevering.
Detentie tot moment van uitlevering
Omdat de meeste mensen niet graag uitgeleverd zullen worden en er dus het gevaar bestaat dat ze naar (weer) een ander land vluchten, kan degene wiens uitlevering is gevraagd, worden gedetineerd. Die detentie kan duren totdat de uitlevering echt gaat plaatsvinden. Als het echter om een Nederlander gaat, wordt deze maatregel soms geschorst. Meestal moet dan wel aan voorwaarden worden voldaan, zoals een vaste woon- of verblijfplaats in Nederland en het inleveren van het paspoort.
Controle voorwaarden uitleveringsverzoek
Tijdens de zitting van de rechtbank wordt gekeken of het uitleveringsverzoek aan alle voorwaarden voldoet die in het verdrag en de Nederlandse wet gesteld worden. De rechtbank kijkt niet of degene wiens uitlevering gevraagd wordt de feiten ook gepleegd heeft. Het land dat om de uitlevering vraagt hoeft hiervoor ook geen bewijs te laten zien. Nederland gaat er vanuit dat het bewijs na de uitlevering wordt bekeken in het land dat om uitlevering vraagt.
Persoonlijke omstandigheden
Ook kijkt de rechtbank niet naar de persoonlijke omstandigheden van iemand. Dat doet de Minister van Justitie in een later stadium. Wel adviseert de rechtbank de minister over de beslissingen die hij moet nemen.
Oordeel Hoge Raad
Als de persoon om wiens uitlevering wordt gevraagd, of de Officier van Justitie het niet eens is met de beslissing van de rechtbank, kan de Hoge Raad om een oordeel worden gevraagd.
De Officier van Justitie is overigens geen ‘tegenpartij’ in een uitleveringszaak. Het enige dat hij doet is de rechtbank adviseren over het uitleveringsverzoek. Het kan dus zijn dat ook de Officier van Justitie vindt dat de uitlevering niet door moet gaan.
Minister van Justitie beslist
Als ook de Hoge Raad vindt dat de uitlevering door kan gaan, is het de Minister van Justitie die uiteindelijk beslist. De persoon om wiens uitlevering wordt gevraagd kan ook bij de minister redenen aanvoeren waarom hij niet uitgeleverd zou moeten worden, zoals bijzondere persoonlijke omstandigheden.
Kort geding tegen de Staat der Nederlanden
Als ook de minister vindt dat de uitlevering door kan gaan, is de laatste mogelijkheid die soms nog rest het aanspannen van een voorlopige voorziening (Kort Geding) tegen de Staat der Nederlanden. Daarbij wordt door de persoon die uitgeleverd zou moeten worden aan een rechter gevraagd de uitlevering te verbieden.
Als ook deze rechter vindt dat de uitlevering kan plaatsvinden, staat niets aan de werkelijke uitlevering in de weg. De Nederlandse autoriteiten zullen de persoon die uitgeleverd gaat worden aanhouden, als hij niet al gedetineerd was en overdragen aan autoriteiten van de staat die uitlevering heeft verzocht.
Samenvatting procedure
De uitleveringsprocedure begint dus met een verzoek van een andere staat aan de Nederlandse Minister van Justitie om iemand uit te leveren. Als de minister het verzoek niet meteen afwijst dan geeft hij het aan een Officier van Justitie. De Officier van Justitie brengt de zaak aan bij de rechtbank, die onderzoekt of er geen redenen zijn waardoor de uitlevering ontoelaatbaar is.
De beslissing van de rechtbank kan op verzoek van degene wiens uitlevering wordt gevraagd en op verzoek van de Officier van Justitie nog een keer worden bekeken door de Hoge Raad.
Daarna gaat de uitspraak van de rechtbank of de Hoge Raad met een advies over de uitlevering weer terug naar de Minister van Justitie, tenzij de rechter de uitlevering ontoelaatbaar heeft verklaard.
Als de minister de uitlevering goedkeurt, kan nog een Kort Geding procedure worden begonnen. Als ook de Kort Geding rechter de uitlevering niet verbiedt, zal de staat die om de uitlevering gevraagd heeft op de hoogte gesteld worden dat de uitlevering door kan gaan en vindt de feitelijke uitlevering plaats.
Duur uitleveringsverzoek
Alles bij elkaar bestaat er dus een vrij groot aantal mogelijkheden om het verzoek tot uitlevering aan te vechten. Dit is ook de reden dat een beslissing over het uitleveringsverzoek gemiddeld acht maanden duurt. Daarvan is ongeveer drie maanden voor de procedure bij de rechtbank en vijf maanden voor de procedure bij de Hoge Raad. Als de Hoge Raad heeft ingestemd dan gaat de procedure over het algemeen heel snel.
Toch beperkte mogelijkheden tegenhouden uitlevering
Ondanks het bestaan van al deze procedures zijn de mogelijkheden om het uitleveren tegen te houden meestal beperkt. Dit komt doordat aan een uitleveringsverdrag het ‘vertrouwensbeginsel’ ten grondslag ligt. Dit houdt in dat Nederland alleen verdragen sluit met landen waarvan Nederland vindt dat ze een betrouwbaar rechtssysteem hebben. Als een land dus om uitleveren vraagt, dan gaat Nederland er vanuit dat daarvoor een goede reden zal zijn. En onderzoekt vervolgens maar heel summier of er redenen zijn om niet uit te leveren.
Landen waarmee Nederland een uitleveringsverdrag heeft
Landen waarmee Nederland één of meer toepasselijke verdragen heeft gesloten:
Albanië, Andorra, Argentinië, Armenië, Australië, Bahamas, België, Bosnië, Bulgarije, Canada, Cyprus, Denemarken, Duitsland, Estland, Finland, Frankrijk, Georgië, Griekenland, Hongarije, Hong Kong, Ierland, IJsland, India, Israël, Italië, Kenia, Kroatië, Letland, Liberia, Liechtenstein, Litouwen, Luxemburg, Macedonië, Malawi, Malta, Mexico, Moldavië, Monaco, Nieuw-Zeeland, Noorwegen, Oeganda, Oekraïne, Oostenrijk, Pakistan, Polen, Portugal, Roemenië, Russische Federatie, San Marino, Slovenië, Slowakije, Spanje, Suriname, Tanzania, Tsjechië, Turkije, het Verenigd Koninkrijk, de Verenigde Staten, Zweden, Zwitserland