Golf element goud | Cleerdin & Hamer

Huurrecht

Huurbeschermingsbepalingen woonruimte

Het huurrecht stelt regels ten behoeve van de verhouding tussen huurder en verhuurder. Binnen het huurrecht bestaan ter bescherming van de ‘zwakkere partij’ (de huurder) dwingendrechtelijke huurbeschermingsbepalingen. Van deze bepalingen mag niet worden afgeweken. De huurder geniet ‘huurbescherming’. Dit is met name het geval bij de huur van woonruimte, maar ook ten aanzien van de huur van middenstandsbedrijfsruimte ex artikel 7:290 BW geldt dat de wettelijke bepalingen grotendeels dwingendrechtelijk van aard zijn en dat hiervan niet ten nadele van de huurder kan worden afgeweken.

De wettelijke regelingen met betrekking tot de huur van (230a-)bedrijfsruimte zijn daarentegen grotendeels van regelend recht. Huurder en verhuurder bepalen zelf de inhoud van de huurovereenkomst en kunnen zelf vorm geven aan hun onderlinge verhouding. Verhuurder en huurder hebben contractsvrijheid.

Bescherming huurder woonruimte

De wetgever heeft huurders willen beschermen tegen de sterkere positie van verhuurders. Om dit te bereiken zijn met name bij de huur van woonruimte diverse dwingendrechtelijke bepalingen van kracht die maken dat van deze bepalingen niet mag worden afgeweken. Dit ongeacht wat partijen in de huurovereenkomst zijn overeengekomen. Zo zijn bijvoorbeeld de wettelijke bepalingen omtrent het opzeggen van de huur van woonruimte van dwingend recht hetgeen betekent dat een verhuurder de huurovereenkomst alleen op grond van in de wet genoemde opzeggingsgronden kan opzeggen.

Bij de huur van de volgende woonruimte heeft een huurder huurbescherming, als de huurder een huurovereenkomst voor onbepaalde tijd heeft of een zogenoemd doelgroepencontract:

  • De huur van een huis;
  • De huur van een appartement;
  • De huur van een kamer (bijvoorbeeld in een studentenhuis);
  • De huur van een woonwagen op een vaste plek (niet op een vakantiepark);
  • De huur van een standplaats voor een woonwagen (niet op een vakantiepark).