Horecarecht
Verplichte brouwerscontracten
Veel horecaondernemers zijn, via gedwongen winkelnering, verplicht (verplichte brouwerscontracten) bier en andere dranken af te nemen bij één leverancier. Vaak gaat het hierbij om langlopende contracten met brouwerijen. Zo’n afnameverplichting kan op verschillende manieren nadelig zijn voor de horecaexploitant.
Financiering in ruil voor verplicht drankcontract
Een financiering krijgen bij een bank voor een horecabedrijf, is niet altijd makkelijk. Een brouwerij is vaak wel bereid een lening te verstrekken, en verbindt daaraan ingrijpende voorwaarden (verplichte brouwerscontracten). Brouwerijen kunnen ook een biertapinstallatie of de bedrijfsinventaris in bruikleen geven aan de een uitbater, of het complete bedrijfspand. In ruil hiervoor is de ondernemer bijvoorbeeld verplicht alleen bier en andere dranken te schenken die zijn geproduceerd door de brouwerij.
Concurrentiepositie in geding door brouwerscontract
Een verplichting tot drankafname beperkt de ondernemer in diens concurrentiepositie. Ondernemingen die gebonden zijn aan zo’n verplichting, maken vaak minder marge. Daarom is zo’n overeenkomst in principe niet toegestaan. Toch zijn er vrijstellingen van toepassing op dit verbod. De wet gaat ervan uit dat de voordelen van deze afspraken opwegen tegen de nadelen ervan.
Een exclusieve afspraak over drankafname mogen brouwer en ondernemer afsluiten voor een looptijd van maximaal vijf jaar. Alleen wanneer de drankleverancier eigenaar of verhuurder is van het horecapand mag de verplichting tot drankafname gelijk zijn aan de huurperiode.