Afstamming en gezag
Afstamming
Binnen het familierecht gaat het bij de relatie tussen ouders en kinderen vooral om twee vraagstukken: afstamming en gezag. Dat zijn twee rechtsbetrekkingen tussen ouders en kinderen, waarvoor aparte regels gelden: het afstammingsrecht en het gezagsrecht.
Het afstammingsrecht regelt wie door afstamming de juridische ouders van een kind zijn, hoe een ouderschapsband eventueel later kan worden gevestigd en hoe hieraan een einde kan worden gemaakt. De door de afstamming ontstane juridische betrekking wordt ook wel ‘familierechtelijke betrekking’ genoemd. Aan het zijn van juridische vader of moeder zijn veel rechtsgevolgen verbonden, bijvoorbeeld in het naamrecht, erfrecht en nationaliteitsrecht. Ook zijn juridische ouders verplicht om bij te dragen in de kosten van de verzorging en opvoeding van hun minderjarige kinderen. Deze alimentatieverplichting geldt overigens ook voor de verwekker van een kind, die niet tevens de juridische ouder van het kind is.
Het gezagsrecht regelt wie rechten en plichten heeft met betrekking tot de opvoeding en verzorging van een minderjarig kind. Ouderschap is blijvend, gezag houdt op zodra een kind meerderjarig (18 jaar) wordt.
In Nederland kan een kind maximaal twee juridische ouders hebben en kunnen maximaal twee personen het gezag over het kind uitoefenen. De Staatscommissie Herijking Ouderschap heeft in haar rapport ‘Kind en ouders in de 21ste eeuw’ van december 2016 geadviseerd om ook meerouderschap en meeroudergezag wettelijk te regelen, maar het kabinet heeft dit vooralsnog niet overgenomen.