Werknemer of zzp’er en de handhaving van de Belastingdienst
24 december 2024
Door: Joëlle Versluis
Per 1 januari 2025 eindigt het handhavingsmoratorium waardoor de Belastingdienst gaat handhaven op schijnconstructies. De Belastingdienst zal derhalve gaan handhaven op de fiscale gevolgen van de kwalificatie van de arbeidsrelatie voor de loonheffing. De Belastingdienst heeft echter in het handhavingsplan dat op 18 december 2024 is bekendgemaakt opgenomen dat in 2025 wordt gezorgd voor een “zachte landing”. Concreet houdt dit in dat in 2025 geen boetes worden opgelegd en dat de lopende modelovereenkomsten worden geëerbiedigd tot eind 2029.
De Wet Deregulering Beoordeling Arbeidsrelaties (Wet DBA) bestaat al sinds 2016 en heeft tot doel de bestrijding van schijnzelfstandigheid. Door de aankomende handhaving is de afgelopen tijd de discussie en onrust (wederom) opgelaaid: is er wel echt sprake van zzp’schap als partijen een overeenkomst van opdracht zijn overeengekomen? Of is er toch sprake van verkapt werknemerschap? In het navolgende wordt stilgestaan bij:
- de kwalificatie van de arbeidsovereenkomst;
- de beoordeling van de Belastingdienst;
- de gevolgen wanneer een zzp’er toch als werknemer kan worden aangemerkt;
- wat u als zzp’er dan wel werkgever kunt doen;
- het Wetsvoorstel Verduidelijking beoordeling arbeidsrelaties en rechtsvermoeden.
Kwalificatie van de arbeidsovereenkomst
Wanneer aan drie voorwaarden is voldaan, is er, ongeacht of partijen dit hebben beoogd of niet, sprake van een arbeidsovereenkomst. Er moet sprake zijn van 1) het verrichten van persoonlijke arbeid, 2) een gezagsverhouding en 3) betaling van loon. Op het moment dat aan deze eisen is voldaan is er wettelijk gezien sprake van een arbeidsovereenkomst.
Voor de beoordeling of er sprake is van een arbeidsovereenkomst (of overeenkomst van opdracht) heeft de Hoge Raad in het inmiddels welbekende Deliveroo-arrest geoordeeld dat de beoordeling of er sprake is van een arbeidsovereenkomst in twee fases plaatsvindt. Allereerst dient te worden vastgesteld welke rechten en plichten partijen met elkaar zijn overeengekomen (uitlegfase). Vervolgens wordt beoordeeld of de overeengekomen afspraken en de uitvoering van de overeenkomst voldoen aan de criteria van de arbeidsovereenkomst (kwalificatiefase). Hierbij wordt een holistische benadering toegepast: alle omstandigheden van het geval zijn relevant en afzonderlijke criteria zijn niet op zichzelf doorslaggevend. De Hoge Raad heeft een negental gezichtspunten in dit kader geformuleerd:
- Aard en duur van de werkzaamheden;
- Bepaling van werkzaamheden en werktijden;
- Inbedding in de organisatie;
- Verplichting tot persoonlijke arbeid;
- Totstandkoming van de afspraken;
- (Wijze van) beloning;
- Hoogte van beloning;
- Commercieel risico;
- Ondernemerschap.
Er dient derhalve een totale afweging te worden gemaakt of er sprake is van een arbeidsovereenkomst of een overeenkomst van opdracht.
De beoordeling van de Belastingdienst
De Belastingdienst sluit bij haar beoordeling of er sprake is van schijnzelfstandigheid onder andere aan bij de arbeidsjuridische gezichtspunten. Desondanks moet niet worden vergeten dat de Belastingdienst een publiekrechtelijk orgaan is die vanuit een toezichthoudend en controlerend perspectief zal handhaven. De Belastingdienst heeft op 1 november 2024 de “Toelichting Beoordeling Arbeidsrelaties Beslis- en Afwegingskader” gepubliceerd. In deze toelichting wordt aangesloten bij de privaatrechtelijke beoordeling van de arbeidsrelatie. Zoals in de inleiding al aangekondigd is er in het Handhavingsplan van 18 december 2024 besloten om te komen tot een “zachte landing”, waarbij de lopende modelovereenkomsten nog tot eind 2029 worden geëerbiedigd en over het jaar 2025 geen vergrijpboetes worden opgelegd.
Gevolgen
Op het moment dat de Belastingdienst (of de civiele rechter in geval van een geschil) tot de conclusie komt dat ondanks een (schriftelijke) overeenkomst van opdracht sprake is van een arbeidsovereenkomst heeft dit zowel fiscale als arbeidsjuridische gevolgen. U bent dan verplicht om met terugwerkende kracht tot 1 januari 2025 sociale premies en loonheffing af te dragen. Dit kan leiden tot naheffingen en rente. Het is ook mogelijk dat de Belastingdienst als gevolg van deze constatering besluit om extra controles uit te voeren. De arbeidsjuridische gevolgen houden in dat alle arbeidsrechtelijke wetgeving ter bescherming van de werknemer, waaronder het (gesloten) ontslagstelsel op de arbeidsrelatie van toepassing is. Dit betekent dat bijvoorbeeld in geval van ziekte het loon moet worden doorbetaald en vakantiedagen worden opgebouwd en doorbetaald moeten worden. Ook kan het ertoe leiden dat de werknemer aanspraak kan maken op een pensioenregeling. Dit kan er evenwel toe leiden dat een zzp’er/werknemer binnen de juridische kaders met terugwerkende kracht (niet beperkt tot 1 januari 2025) vorderingen kan instellen bij de civiele rechter.
Wat kunt u doen?
Hoewel de bepalingen in de overeenkomst niet van doorslaggevende betekenis zijn en de beoordeling van de arbeidsrelatie voornamelijk ziet op de wijze waarop uitvoering wordt gegeven aan de overeenkomst, is het desondanks van belang om scherp te blijven op de afspraken die partijen onderling met elkaar maken en vastleggen. Dit is echter niet het enige dat u kunt doen om weg te blijven van schijnzelfstandigheid.
Het is van belang om als werkgever/opdrachtgever de arbeidsrelaties binnen de onderneming in beeld te brengen en (opnieuw) te beoordelen. Hierbij kan gebruik worden gemaakt van de Webmodule van de Belastingdienst, maar u kunt bovendien een specialist inschakelen om met u de (bestaande) arbeidsrelaties door te nemen en na te gaan of wellicht afspraken/overeenkomsten gewijzigd moeten worden.
Bovendien is het mogelijk om een beleid te introduceren waarin een kader wordt gegeven in welke gevallen gebruik wordt (of kan worden) gemaakt van zzp’ers en op welke wijze invulling en uitvoering gegeven dient te worden aan deze arbeidsrelatie. Dit om te voorkomen dat zzp’ers als werknemers worden behandeld. Uiteraard kunnen wij u hierbij helpen.
Toekomst
Per 1 januari 2026 zou de Wet Verduidelijking beoordeling arbeidsrelaties en rechtsvermoeden (Wet VBAR) in werking treden. Het wetsvoorstel introduceert een zogenaamde WZOP-toets (Werknemer, Zelfstandige, Ondernemerschap), een beoordelingskader arbeidsrelaties en een rechtsvermoeden van werknemerschap in geval van een laag uurtarief. Op 11 november 2024 heeft de Raad van State zich echter behoorlijk kritisch uitgelaten over dit wetsvoorstel omdat het een beperkte bijdrage zou leveren aan de aanpak van schijnzelfstandigheid. Het is derhalve de vraag of de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid aanleiding ziet om het wetsvoorstel aan te passen.
Conclusie
Nu het handhavingsmoratorium van de Belastingdienst eindigt leidt dit voor een aantal ondernemers tot onzekerheid. De beoordeling van de arbeidsrelatie blijft een heikel punt omdat de kwalificatie plaatsvindt aan de hand van alle omstandigheden van het geval. Heeft u behoefte aan nadere bijstand en advies over de kwalificatie van uw huidige en toekomstige arbeidsrelatie(s), neemt u dan vooral contact op met Joëlle Versluis of één van onze andere arbeidsrechtadvocaten.