Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk: forse ontnemingsvordering van tafel | Cleerdin & Hamer Advocaten

Vrijspraak verdenking dubbele doodslag Leiderdorp

24 mei 2017

Op 17 mei 2017 sprak het Gerechtshof Amsterdam een client van mr. Kok geheel vrij van de dood van zijn zwangere vriendin die op 30 oktober 2013 onderaan de trap van haar woning in Leiderdorp werd aangetroffen en daar overleed. De verdachte was in eerste aanleg tot een gevangenisstraf van zeven jaar veroordeeld. Zowel het OM en client gingen tegen die uitspraak in beroep. Het OM omdat het een straf van straf van 15 jaar eiste, de client omdat hij vrijspraak zocht. In hoger beroep vroeg hij mr. Kok om hem bij te staan.
Op verzoek van mr. Kok mocht de client het hoger beroep in vrijheid afwachten. Ook werd een aanzienlijke hoeveelheid aanvullend onderzoek in de zaak gelast.

Tijdens de inhoudelijke behandeling stelde het OM dat de client zich zeer verdacht zou hebben gedragen. Daarnaast zou hij een sterk motief hebben om zijn ex iets aan te doen. Ook had de client zelf toegegeven dat hij in de flat waar het slachtoffer werd gevonden aanwezig was geweest rond het tijdstip dat zij dodelijk gewond raakte. Dat hij die verklaring in hoger beroep introk maakte hem volgens het OM nog verdachter; het zou zijn zoveelste leugen zijn. Een rechter mag aantoonbaar liegen als bewijs tegen een verdachte gebruiken.

Mr. Kok betwistte het motief en ging in op het gedrag. Volgens hem had de client daarnaast een alibi. Het tijdstip van gewond raken plaatste hij daarbij een stuk later dan waar de rechtbank en het OM vanuit waren gegaan. Verder voerde hij aan dat er scenario’s zijn waarin het slachtoffer kon overlijden, zonder dat de client daar iets mee te maken heeft. Bijvoorbeeld een val van de trap. Tot slot ging mr. Kok in op het zogenaamde bewijsminimum. Het bewijs in de zaak zag er namelijk vooral op dat de client zich verdacht had gedragen. Technisch bewijs – bloed, DNA, belgegevens – dat de client in de flat was geweest, was er niet.

Op 17 mei 2017 werd client vrijgesproken van iedere betrokkenheid bij de dood van zijn ex en haar ongeboren kind. Volgens het Gerechtshof waren de feiten rond de dood te onduidelijk om tot een veroordeling te komen. Het vond dat de client ‘veel verdenking’ op zich had geladen, maar dat het nodige ‘wettig bewijs’ dat nodig is voor een veroordeling ontbrak. Dit tot opluchting van de client, die altijd heeft aangegeven dat hij niets met de dood van zijn ex te maken had.

Het arrest van het Gerechtshof is hier te vinden.

Recente berichten