Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk- forse ontnemingsvordering van tafel | Cleerdin & Hamer Advocaten

Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk: forse ontnemingsvordering van tafel

1 februari 2023

Bron: Mr online, 19 december 2022

Het gerechtshof Den Haag wees onlangs een opvallende uitspraak in de ontnemingszaak tegen zakenman Joep van den Nieuwenhuijzen door het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk te verklaren. Wat ging daaraan vooraf?

Ter opfrissing van het geheugen

Het Openbaar Ministerie vervolgde Van den Nieuwenhuijzen wegens omkoping en faillissementsfraude in de kwestie die in de volksmond het ‘havenschandaal’ werd genoemd. In de strafzaak werd hij door het gerechtshof Den Haag in 2015 uiteindelijk (enkel) onherroepelijk veroordeeld voor omkoping van Scholten, de toenmalige directeur van het havenbedrijf. Laatstgenoemde gaf destijds voor 180 miljoen euro aan bankgaranties af aan het RDM-concern van Van den Nieuwenhuijzen, die daardoor leningen bij banken kon krijgen. Als tegenprestatie stortte Van den Nieuwenhuijzen 1,2 miljoen op een Zwitserse bankrekening voor Scholten en liet de directeur zijn appartement in Antwerpen gratis gebruiken. Toen de leningen niet meer terugbetaald konden worden, ging RDM failliet.

Het recht op een eerlijk proces

De uitspraak die het hof recent deed, ziet op de ontnemingszaak die het Openbaar Ministerie aanhangig heeft gemaakt om het gestelde wederrechtelijk verkregen vermogen af te pakken. Deze uitspraak is opmerkelijk, omdat het zelden voorkomt dat het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk wordt verklaard in een ontnemingsvordering vanwege een schending van het recht op een eerlijk proces. Het moet dan gaan om een onherstelbare inbreuk van dat recht die niet kan worden gecompenseerd. Daarbij moet die inbreuk het verstrekkende oordeel kunnen dragen dat – in de bewoordingen van het EHRM – “the proceedings as a whole were not fair”.

Onherstelbare inbreuk op de verdedigingsrechten

Een combinatie van feiten en omstandigheden heeft gemaakt dat het hof deze (verregaande) conclusie trok. Van bepalende invloed is geweest dat de ontnemingsvordering in een laat stadium is gewijzigd. De grondslag voor de ontneming was aanvankelijk faillissementsfraude, terwijl er gedurende de gehele periode steeds ook sprake was van een verdenking van omkoping. Die grondslag is gewijzigd nadat het hof Van den Nieuwenhuijzen vrijsprak voor faillissementsfraude. Deze gang van zaken vindt het hof al in strijd met art. 6 EVRM, het recht op een eerlijk proces en het recht op een equality of arms. Dit aangezien de verdediging gedurende al die tijd gericht is geweest op een andere grondslag en daarmee kansen om de berekening die ten grondslag ligt aan de nieuwe grondslag heeft laten liggen.
Dat die kansen inderdaad zijn verspeeld, volgt uit het feit dat de inbeslaggenomen stukken waarover de verdediging dient te beschikken om de (aannemelijkheid van de) ontnemingsvordering te kunnen bestrijden niet meer beschikbaar zijn en ook niet meer komen, nu deze door het Openbaar Ministerie zijn vernietigd. Het hof stelt daarbij vast dat ook door de vernietiging en het feit dat de verdediging geen verweer meer kan voeren op een andere wijze (het gaat om een oud feit en het horen van getuigen is weinig zinvol) sprake is van een inbreuk waardoor de procedure in zijn geheel niet meer als eerlijk kan worden bestempeld. De uitspraak is overigens nog niet onherroepelijk; het Openbaar Ministerie kan in cassatie gaan.

Recente berichten