Nieuwe rekenmethode draagkracht partneralimentatie
29 november 2022
Door: Marleen Falkena
Als vast staat dat een van de ex-partners juridisch gezien behoefte heeft aan partneralimentatie omdat hij of zij niet in eigen levensonderhoud kan voorzien, zal de draagkracht van de alimentatieplichtige berekend moeten worden. Als er draagkracht is, kan vervolgens eventueel nog een jusvergelijking worden gemaakt. Hiermee wordt de besteedbare vrije ruimte van beide partijen vergeleken.
Vanaf 1 januari 2023 wordt de berekening van draagkracht voor partneralimentatie gewijzigd. Op dit moment wordt de draagkracht van de alimentatiebetaler berekend door op basis van het inkomen, inclusief, bonussen, 13e maand, vakantietoeslag en andere variabele componenten een gemiddeld netto besteedbaar inkomen (hierna: NBI) te bepalen. Vervolgens worden hiervan diverse kosten afgehaald: woonlasten (huur of hypotheek), premie van de zorgverzekering en mogelijk ook andere lasten. Er wordt tot 1 januari 2023 rekening gehouden met de daadwerkelijke woonlasten, oftewel de kale huur of de rente en/ of aflossing op de hypotheek, het eigenwoningforfait en een fictief bedrag (van meestal € 95,-) voor overige woonlasten.
Bij kinderalimentatie wordt voor het berekenen van de draagkracht al enige tijd gerekend met een forfaitaire woonlast, oftewel een fictieve woonlast gekoppeld aan het NBI. Stel dat iemand een netto besteedbaar inkomen heeft van € 3.500,- per maand dan wordt gerekend met een woonlast van 30% van € 3.500,- oftewel € 1.050,-, ook als de hypotheek bijvoorbeeld € 950,- bedraagt, maar ook als de huur € 1.200,- bedraagt. Er wordt slechts uitzonderlijk afgeweken van deze hoofdregel. Een reden om van deze rekenmethode af te wijken kan zijn dat door deze manier van rekenen er geen of onvoldoende draagkracht is om in de behoefte van de kinderen te voorzien, terwijl de daadwerkelijke woonlasten lager zijn dat waarmee is gerekend. Dat kan aanleiding geven om toch met de echte lagere woonlasten te rekenen, zodat er wel voldoende draagkracht is om in de kosten van de kinderen te voorzien, er is immers wel voldoende draagkracht.
Vanaf 1 januari a.s. zullen we (de advocaten en rechters) ook bij partneralimentatie op deze manier gaan rekenen. Er wordt dan dus niet meer gerekend met de daadwerkelijke woonlasten, maar met een woonbudget. Dit zal net als bij de kinderalimentatie 30% van het NBI bedragen. Hieronder vallen (kale) huur en hypotheek (zowel rente als aflossing), maar ook het eigenwoningforfait.
Door met een woonbudget te rekenen is er meer eenheid binnen het alimentatiesysteem, doordat voor zowel kinder- als partneralimentatie op dezelfde manier wordt gerekend. Het wordt ook simpeler en beter te voorspellen, oftewel: er is sprake van rechtszekerheid. Ook zal er naar verwachting minder discussie zijn. Als de alimentatieplichtige in een hele dure woning woont, komt dat dus voor eigen risico en speelt dat geen rol bij de draagkracht. Het zal ten koste van de vrije ruimte gaan. Hetzelfde geldt bij lage woonlasten, het voordeel is dan voor de alimentatieplichtige, de alimentatiegerechtigde heeft hier geen voordeel van.
Wil je meer weten over alimentatie of andere familierechtelijke onderwerpen? Neem gerust contact op met Glenda Raap, Floor Rost Onnes, Titus Bouman of Marleen Falkena