Patrick van der Meij | Cleerdin & Hamer Advocaten

Consiglieri ‘Whenever I Say I Am A Little Concerned, I Am Very Concerned’ – The Irishman

11 augustus 2021

Barometer

Wie de stand van het recht probeert af te lezen als een barometer, beseft direct dat de strafrechtspleging in onstuimig weer verkeert. De successen die justitie boekt in de criminaliteitsbestrijding kunnen niet verbloemen dat de georganiseerde misdaad schijnbaar welig tiert en veel beslag legt op de beperkte opsporingscapaciteit en zittingsruimte. Het is duidelijk zichtbaar dat enerzijds het criminele milieu verder verhardt, maar ook dat anderzijds nauwelijks middelen worden geschuwd om die criminaliteit op te sporen. Ook dat vormt een bedreiging voor de legitimiteit van de strafrechtspleging. Schrikbarende vergeldingsacties rondom grootschalige drugsconflicten worden afgewisseld met de (her)introductie van zeer ingrijpende opsporingsmethoden zoals de inzet van criminele burgerinfiltranten en de Mr Big methode, met het schaduwen van advocaten en met de ontvoering en bedreiging van verdachten zoals in de afperszaak rondom het fruitbedrijf in Hedel.

Dat undercoveragenten niet terugdeinzen ook een onschuldige maandenlang te achtervolgen en in de waan te brengen dat zij wordt bedreigd vanuit het criminele milieu, werd onlangs duidelijk in de strafzaak rondom de moord op kapper Seif Ahmed. ‘Vergismoorden’ door criminelen en ‘vergisintimidaties’ van justitie als twee uitersten van een breed spectrum aan uitwassen die de rechtsstaat vergaand onder druk zetten. Waar bij justitie het doel de middelen nog zou heiligen, lijkt nog maar weinig heilig in het criminele milieu. Het is de vraag waar deze wedloop zal eindigen. Met de absurde moorden op strafrechtadvocaat Wiersum en vertrouwenspersoon De Vries liggen de dieptepunten in elk geval veel dieper dan wat voor velen voorstelbaar was. Die moorden veroorzaken in de eerste plaats onherstelbaar leed bij de achtergebleven dierbaren, maar raken als afgeleide ook alle betrokkenen die een aandeel leveren aan de strafrechtspleging. Niemand verkiest dit, iedereen raakt vertwijfeld.

Polarisatie

De stand van de barometer dringt de gedachte op dat we in de strafrechtspleging zuinig behoren te zijn op elkaar. Daar hoort bij dat iedereen ervoor waakt te polariseren door op de persoon of op de beroepsgroep te spelen. De strijd in de zittingszaal hoort een juridisch-inhoudelijke te zijn. In zaken waarin de gemoederen hoog oplopen en waarin veel wordt gevergd van alle procesdeelnemers, blijkt dat soms lastig. Dit volgt bijvoorbeeld ook uit het strafproces van de verdachten van de moord op Wiersum waarin de verdediging en het openbaar ministerie elkaar de maat nemen en elkaars rol in twijfel trekken. In een omvangrijke, ingrijpende strafzaak is veel media-aandacht en krijgt het grote publiek veel van die strijd mee. Ongeacht hoe genuanceerd die verslaglegging doorgaans is bij dat soort strafprocessen komt de geschetste gang van zaken in de zittingszaal de strafrechtadvocatuur vaak op onbegrip te staan. Zonder kennis van het dossier past echter terughoudendheid in het oordeel over het optreden van de advocaten en de officiers van justitie. De belangen die spelen zijn voor buitenstaanders vaak niet te overzien. Bovendien hebben zowel advocaten als officiers van justitie een taak te vervullen die eraan bijdraagt dat alle belangen over het voetlicht komen en dat de rechter een vonnis kan vellen. De meer ingewijden in het strafrecht past die terughoudendheid in het oordeel over de procesdeelnemers nog veel meer, aangezien die kunnen bedenken wat op het spel staat.

Onderbuik

Het is in dat licht bezien verbazingwekkend wat in de media allemaal wordt gezegd. Oud-strafrechtadvocaat Van der Kruijs maakte het in het Brabants Dagblad erg bont in zijn bespreking van het optreden van de advocaten in de Wiersum-zaak. Met zijn instemming dat maar weinig mensen waardering voor het optreden van de advocaten zullen hebben, stelt Van der Kruijs dat ‘de verdediging middelen inzet die zijn gericht op verstoring en niet op het dienen van het recht’. De advocatuur maakt zichzelf opnieuw irrelevant, aldus de oud-advocaat. De hele advocatuur, irrelevant, en niet voor het eerst, maar opnieuw. Vervolgens wordt de verdedigingslijn ontleed, het zwijgrecht gehekeld, het gebrek aan onderbouwing van alternatieven rond de toedracht benoemd, met als slotsom dat het een zwak optreden is en de verweren niet zullen slagen. Maar zelfs als dat het geval zou zijn, zal de rechtbank gewoon vonnis kunnen wijzen? Waarom moeten die raadslieden dan worden besmeurd, nota bene door een voormalig vakgenoot die toch met al zijn ervaring dient te beseffen dat je met enkel citroenen geen zoete limonade kan maken? Het is bijna ironisch in het licht van zijn beschouwing dat Van der Kruijs vervolgens nalaat te onderbouwen hoe ‘de hele advocatuur’ het hier zou hebben laten afweten, maar eigenlijk is het vooral kwalijk en berokkent hij zijn oude beroepsgroep met de beschouwing schade. Het blijft ook niet bij die ene beschouwing. In het NRC herhaalt Van der Kruijs, off topic van het punt dat hij probeert te maken (al wordt dat punt mij niet helemaal duidelijk), dergelijke ongefundeerde onderbuikvruchten. ‘Wat onbesproken blijft en misschien wel ongezegd moet blijven is de inzet van met name randstedelijke advocatuur die als het ware het legale verlengstuk vormen van de ongekend zware criminelen. […] De publieke instemming evenwel duidt op grote weerstand tegen de wijze waarop advocaten in dit soort zaken optreden.’ Waar blijkt dit uit, is dit te onderbouwen anders dan met ‘een gevoel’ en een verder onsamenhangend betoog? Of vreet het publiek vooral wat het gevoerd krijgt? Misschien zou Van der Kruijs inderdaad boude stellingen die hij niet kan onderbouwen ook niet moeten poneren, vooral niet als die zo gemakkelijk worden nagebauwd door anderen die de strafrechtadvocatuur helemaal niet goed gezind zijn. Het lijkt me toch dat Van der Kruijs uit zijn eigen loopbaan wel kan herinneren hoe naar het is als ‘het publiek’ vrijblijvend onversneden woede mag uiten in een heksenjacht op een veroordeelde en diens raadsman.

‘Er was eens een strafrechtadvocaat die sprookjes vertelde…’

Het geluid dat het anders moet in de strafrechtadvocatuur, staat helaas niet op zichzelf. Ook een gepokt en gemazelde strafrechtadvocaat als Ausma wijdt uitgebreide memoires aan een ferme loopbaan, waarin vooral duidelijk wordt dat hij zelf is stukgelopen op het zijn van de strafrechtadvocaat die hij vroeger was. Begrijp me niet verkeerd, ik snap zijn bedenkingen goed ten aanzien van de heftige zaken waarin hij zelfs knollen voor citroenen heeft moeten verkopen, maar dan zou wat mij betreft de simpele oplossing erin zijn gelegen dat dan in