Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk: forse ontnemingsvordering van tafel | Cleerdin & Hamer Advocaten

Conclusie van advocaat-generaal in onderzoek naar Utrechtse serieverkrachter

4 december 2017

Op 28 november 2017 verscheen de conclusie van advocaat-generaal bij de Hoge Raad mr. B.F. Keulen in de zaak tegen de verdachte in het langlopende onderzoek naar de Utrechtse serieverkrachter. De verdachte in deze zaak wordt bijgestaan door mrs. Chana Grijsen en Desiree de Jonge van de cassatiesectie van Cleerdin & Hamer Advocaten. Samen dienden zij 7 klachten in bij de Hoge Raad over verschillende beslissingen van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden.

Het advies van de advocaat-generaal aan de Hoge Raad is dat de klachten niet hoeven te leiden tot een nieuwe behandeling van de zaak. Wel geeft de advocaat-generaal mrs. Grijsen en De Jonge op een aantal punten gelijk.

In deze zaak is bijvoorbeeld de vraag of het Openbaar Ministerie opzettelijk een lokfiets in de buurt van de woning van de verdachte heeft geplaatst om via een veroordeling wegens diefstal in het bezit te komen van zijn DNA (op grond van de Wet DNA-onderzoek bij veroordeelden). Het Hof vond dat helemaal geen plaats was voor onderzoek naar het eventuele onrechtmatige optreden van het Openbaar Ministerie in de ‘lokfietszaak’ omdat de DNA-afname was gebaseerd op een veroordeling van een rechter. De advocaat-generaal vindt echter dat er in de verkrachtingszaak wel plaats kon zijn voor onderzoek naar onrechtmatigheden in de lokfietszaak. Als de lokfiets zou zijn ingezet om te achterhalen of de verdachte de Utrechtse serieverkrachter is, rijst namelijk de vraag of bij de inzet van dit opsporingsmiddel misbruik van bevoegdheid is gemaakt. Uiteindelijk vindt de advocaat-generaal dat het Gerechtshof wel kon oordelen dat niet voldoende aannemelijk is gemaakt dat de lokfiets bewust is ingezet in het kader van het onderzoek naar de Utrechtse serieverkrachter.

Verder hadden mrs. Grijsen en De Jonge geklaagd over het feit dat hun cliënt was gedwongen de uitspraak van de rechtbank bij te wonen, terwijl hij dit niet wilde. In hoger beroep werd gevraagd om strafvermindering. Naar de stelling van mrs. Grijsen en De Jonge bestaat er namelijk geen wettelijke mogelijkheid een verdachte te dwingen bij de uitspraak aanwezig te zijn. De verdachte mag die keuze zelf maken. Dat is de advocaat-generaal – anders dan het Gerechtshof – met hen eens. Hij vindt alleen dat het Gerechtshof wel kon afzien van het toepassen van strafvermindering.

De Hoge Raad zal zowel de klachten als de conclusie beoordelen en vervolgens uitspraak doen. Daar is nog geen datum voor bekend.

Recente berichten

Strafrecht

Familierecht

Civiel recht

Bestuursrecht