Hof beveelt strafvervolging voormalig CEO van ING
11 december 2020
Door: Sabine Pijl
Bron: Mr. Online, door Sabine Pijl, geplaatst op: 11 december 2020
Het gerechtshof Den Haag gaf deze week een bevel tot strafvervolging van de voormalig CEO van ING. Terwijl het OM juist eerder de beslissing had genomen om tegen hem geen strafvervolging in te stellen. Hoe kan dat?
Het verschil van inzicht zit in de invulling van het strafrechtelijk leerstuk ‘feitelijk leidinggeven’. In een eerdere Snelrecht is het leerstuk al kort uiteengezet aan de hand van het laatst gewezen overzichtsarrest in 2016. Daarin benoemt de Hoge Raad onder meer welk gedrag kan kwalificeren als feitelijk leidinggeven. De ondergrens van het opzet van het feitelijke leidinggeven is het voorwaardelijk opzet. Daarvan is sprake indien de feitelijk leidinggever bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat de verboden gedraging zich zal voordoen. Ook passiever gedrag kan onder die noemer vallen: iemand kan bevoegd en gehouden zijn tot ingrijpen, maar dat achterwege laten. Voor een culpoze variant, waarin ook ‘slecht’ leidinggeven strafbaar zou zijn, biedt de Hoge Raad geen ruimte.
Hoe legde het OM destijds de beslissing om niet tot vervolging over te gaan uit? Kort gezegd meende het dat aan de ondergrens van feitelijk leidinggeven niet werd voldaan. Het OM onderbouwt dat door te stellen dat ING steeds onderhevig was aan reorganisaties en dat onder meer sprake was van bezuinigingen, onvoldoende communicatie en personele wisselingen, waardoor registratie en signalering van achteraf beoordeelde verwijtbare kwesties onvoldoende bleek. Dat maakte dat de signalen van tekortkomingen in het compliance beleid niet, althans niet volledig, bij de CEO terecht zijn gekomen en hij dus niet bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat er zich verboden gedragingen voordeden.
Het hof oordeelt nu juist dat er wel genoeg aanwijzingen zijn voor feitelijk leidinggeven aan strafbare feiten (ECLI:NL:GHDHA:2020:2347). Het zet in ongekend ferme bewoordingen uiteen dat Hamers niet alleen van dit (falende) beleid op de hoogte was, maar als CEO ook samen met anderen actief aan dit beleid heeft meegewerkt. De conclusie dat hij op de hoogte was van de tekortkomingen van het compliancebeleid wordt onder meer getrokken aan de hand van de bij hem bekende geschetste problematiek in interne rapporten en een intern verzonden alarmerende e-mail. Daarnaast verwijst het hof naar een inspectierapport van de ECB en naar het feit dat het beleid met betrekking tot risicomanagement is voortgezet vanaf de benoeming van Hamers tot CEO.
Opvallend aan deze uitspraak is dat deze (bijna) wegleest als een veroordelend vonnis, terwijl het hof enkel de vraag moest beantwoorden of een vervolging haalbaar en opportuun zou zijn. Weliswaar benoemt het hof nadrukkelijk dat met de uitspraak niet wettig en overtuigend bewezen is dat de oud-ING-topman strafbare feiten zou hebben gepleegd, maar het is de vraag of een rechtbank die later over deze zaak moet oordelen zich vrij zal voelen dit oordeel te passeren.