Rechtsbescherming bij conservatoir beslag en de moderniseringsvoorstellen: een gemiste kans
1 juni 2021
Door: Dirk Dammers
Met het oog op de modernisering van het Wetboek van Strafvordering schreef Dirk Dammers een artikel in het Nederlands Juristenblad (NJB) over de rechtsbescherming bij conservatoir beslag en de voorstellen die in dat kader zijn gedaan bij het moderniseringsproject van het Wetboek van Strafvordering. De conclusie is kort gezegd dat zowel bij het leggen van het beslag als het voortduren ervan het schort aan effectieve rechtsbescherming voor de betrokkenen. In de kern wordt dit veroorzaakt doordat in de praktijk (te) soepel wordt omgegaan met de beginselen van proportionaliteit en subsidiariteit. Daar komt bij dat kritische kanttekeningen kunnen worden geplaatst bij de vraag of de Nederlandse praktijk de toets van het EHRM zal doorstaan. Specifiek voor de fase van het voortduren van het beslag geldt daarenboven dat de officier van justitie weinig aandacht aan het beslag besteedt en dat bij het beoordelingskader in een beklagprocedure door jurisprudentie van de Hoge Raad de nadruk te sterk wordt gelegd op de instrumentaliteit van het beslag.
Het moderniseringsproject van het Wetboek van Strafvordering biedt een uitgelezen kans betere rechtsbescherming te bewerkstelligen. Of dit zal leiden tot een noemenswaardige verbetering van de rechtsbescherming is echter maar zeer de vraag. Naar verwachting zal dit in de praktijk niet het geval zijn, aangezien er nagenoeg geen harde en duidelijke regels worden gesteld voor de officier van justitie, de rechter-commissaris en de beklagrechter. Voor zowel de fase dat het beslag wordt gelegd als dat het beslag voortduurt geldt dan ook dat voor een betere rechtsbescherming meer concrete handvatten dienen te worden geboden. Als eerste voorzichtige stap bij het verbeteren van de rechtsbescherming zou kunnen worden gedacht aan de introductie van soft law in de vorm van een strafvorderlijke beslagsyllabus.