Wetsvoorstel modernisering concurrentiebeding | Cleerdin & Hamer Advocaten

Wetsvoorstel modernisering concurrentiebeding

12 maart 2024

De ministerraad heeft op vrijdag 4 maart ingestemd met het Wetsvoorstel Modernisering Concurrentiebeding (7:653 BW). Door middel van het wetsvoorstel wil de ministerraad het concurrentiebeding aanscherpen om onnodig gebruik van het beding tegen te gaan.

Het concurrentiebeding verbiedt een werknemer om na het einde van zijn arbeidsovereenkomst soortgelijke werkzaamheden te verrichten bij een ander bedrijf of als ondernemer. De werkgever beoogt hiermee zijn bedrijfsbelangen te beschermen, zoals bijvoorbeeld bedrijfsgeheimen, kennis over tarieven en klantgegevens. De ministerraad vindt echter dat veel werknemers met een concurrentiebeding, geen toegang hebben tot dit soort informatie en dat werkgevers het beding dus eigenlijk vaak inzetten om andere redenen. Bijvoorbeeld om te voorkomen dat schaars personeel voor een concurrent kiest. Het recht van werknemers om zelf te mogen kiezen waar zij werken, wordt dan onnodig beperkt. Om die redenen wil de ministerraad het aantal concurrentiebedingen verminderen, meer balans tussen werkgever en werknemer creëren en meer rechtszekerheid scheppen. Werkgevers die het concurrentiebeding echt nodig hebben om kennis en informatie te beschermen, moeten het beding kunnen blijven gebruiken. Het wetsvoorstel geldt ook voor relatiebedingen.

Het wetsvoorstel beoogt de volgende aanscherpingen:
(1) een concurrentiebeding kan maximaal één jaar duren na het einde van de arbeidsovereenkomst;
(2) de werkgever moet de duur schriftelijk motiveren;
(3) de werkgever moet het geografisch bereik (het gebied of de straal) schriftelijk motiveren;
(4) het zwaarwegende bedrijfs-of dienstbelang voor een concurrentiebeding moet schriftelijk worden gemotiveerd voor alle arbeidsovereenkomsten (dus niet alleen voor tijdelijke arbeidsovereenkomsten, zoals nu het geval is);
(5) een werkgever moet de werknemer een vergoeding betalen bij het inroepen van het concurrentiebeding;
(6) de vergoeding bedraagt 50% van het laatstverdiende maandloon, voor elke maand dat het concurrentiebeding wordt ingeroepen. Deze vergoeding dient vooruit te worden betaald. De vergoeding is niet verschuldigd bij ernstig verwijtbaar handelen van de werknemer.
(7) de hoofdregel is dat de werkgever uiterlijk een maand voor het einde van de arbeidsovereenkomst dient te laten weten of hij de werknemer aan het beding houdt en voor hoe lang. Voor die duur moet de werkgever dan een vergoeding betalen aan de werknemer. Op deze hoofdregel bestaat een aantal uitzonderingen. Als de werkgever opzegt, moet hij zich uiterlijk op de datum van opzegging op het beding te beroepen (dit kan dus eerder zijn dan een maand voor het einde). In de gevallen dat de werknemer zelf opzegt, na een ontslag op staande voet of na een ontbinding door de kantonrechter, geldt een termijn van twee weken.

Bij het sluiten van een beëindigingsovereenkomst kan worden afgeweken van een aantal van de hierboven genoemde voorwaarden, bijvoorbeeld van de verplichting om een vergoeding te betalen. Er kan niet worden afgeweken van de maximale duur van één jaar en ook niet van de schriftelijke motiveringsplicht.

Het wetsvoorstel bevat overgangsrecht voor concurrentiebedingen die zijn overeengekomen voor de inwerkingtreding van deze wet. Deze concurrentiebedingen zullen rechtsgeldig blijven (ook als deze niet voldoen aan het geografisch bereik of de motivering). Wel zal vanaf de inwerkingtreding van de wet voor bestaande bedingen gelden dat voor maximaal één jaar een beroep mag worden gedaan op het concurrentiebeding en dat een vergoeding moet worden betaald zoals hierboven is toegelicht.

Tijdens een overleg in de Tweede Kamer is een motie aangenomen waarmee het kabinet wordt gevraagd om te onderzoeken of concurrentiebedingen kunnen worden verboden tot een minimumsalarisgrens (1,5 modaal). Het kabinet heeft geantwoord om voor de zomer met een reactie te komen.

Tot 15 april 2024 kan iedereen op het ontwerpwetsvoorstel reageren door middel van internetconsultatie. Naar aanleiding van de reacties kan het wetsvoorstel nog worden aangepast. Daarna moeten de Tweede Kamer en de Eerste Kamer zich over het wetsvoorstel buigen. We zullen u op de hoogte houden van de ontwikkelingen.

Recente berichten

Strafrecht

Familierecht

Civiel recht

Bestuursrecht