Wet Straffen en beschermen aangenomen door de Eerste Kamer
23 juni 2020
Door: Robert Malewicz
Veel straf en weinig bescherming van gedetineerden
Vandaag heeft de Eerste Kamer de wet Straffen en beschermen aangenomen. Met deze wet wordt het Wetboek van strafrecht en de Penitentiaire beginselenwet op belangrijke punten gewijzigd. De wetswijzigingen hebben grote gevolgen voor de voorwaardelijke invrijheidstelling (VI) van veroordeelde gedetineerden, die verandert van invrijheidstelling na 2/3e uitzitten van de straf naar maximaal 2 jaar.
VI niet meer na 2/3e uitzitten straf, maar maximaal 2 jaar
Niet alleen wordt de detentiefasering op belangrijke punten gewijzigd, het meest opvallende punt is dat de voorwaardelijk invrijheidstelling niet langer meer na twee derde van de opgelegde straf plaats zal vinden. In de nieuwe regeling zal de voorwaardelijke invrijheidstelling alleen plaats vinden na een verzoek van de gedetineerde en na een persoonsgerichte afweging. De voorwaardelijke invrijheidstelling zal voor maximaal een periode van 2 jaar mogelijk zijn. Dat laatste zal grote gevolgen hebben voor gedetineerden met een lange straf.
Een rekenvoorbeeld:
Onder de oude regeling werd een veroordeelde met een straf van 18 jaar na 12 jaar voorwaardelijk in vrijheid gesteld. In de nieuwe regeling zal dat pas na 16 jaar het geval zijn.
Persoonsgerichte aanpak, criteria voor voorwaardelijke invrijheidstelling (VI)
Daarnaast wordt de eerder ingezette persoonsgerichte aanpak tijdens detentie, waarbij meer nadruk ligt op de eigen verantwoordelijkheid van de gedetineerde en zijn gedrag, van een wettelijke basis voorzien in de nieuwe regeling. Ook wordt de bestaande overlap tussen het penitentiair programma (PP) en de Voorwaardelijke invrijheidstelling weggenomen. Het Openbaar Ministerie beslist over het verlenen en herroepen van de voorwaardelijke invrijheidstelling.
Er zijn drie criteria voor het verlenen van voorwaardelijke invrijheidstelling in de nieuwe regeling opgenomen:
- door gedrag doen blijken van een bijzondere geschiktheid tot terugkeer in de samenleving;
- de mogelijkheden om eventuele aan de invrijheidstelling verbonden risico’s te beperken en beheersen;
- de belangen van slachtoffers, nabestaanden en andere relevante personen.
Zeer nadelige overgangsregeling voor veroordeelde gedetineerden
Een groot probleem van de nieuwe regeling is dat deze wordt toegepast op iedereen die na inwerkingtreding van de wet (nu voorzien op 1 januari 2021) wordt veroordeeld. Ook hier een voorbeeld:
Stel er zijn twee verdachten van betrokkenheid bij de invoer van een grote partij cocaïne. De zaak van de verdachten zal worden behandeld op 10 december 2020. Omdat verdachte 2 ziek is die dag wordt zijn zaak uitgesteld. De zaak van de eerste verdachte gaat wel door en hij wordt uiteindelijk veroordeeld tot een gevangenisstraf straf van 9 jaar. De zaak van verdachte 2 wordt later behandeld en wel na inwerkingtreding van de nieuwe wet op 11 januari 2021. Hij wordt ook veroordeeld tot een gevangenisstraf van 9 jaren. Toch is er een belangrijk (en oneerlijk) verschil ontstaan: omdat op de veroordeling van verdachte 2 de nieuwe wet van toepassing is (criterium: veroordeling na inwerkingtreding nieuwe wet) kan hij op zijn vroegst na 7 jaar vervroegd in vrijheid worden gesteld. De maximale periode van vervroegde invrijheidstelling is immers nu 2 jaar. Op de veroordeling van verdachte 1 is nog de oude regeling van toepassing en hij heeft de mogelijkheid van vervroegde invrijheidstelling na 6 jaar, dus een vol jaar eerder.
Daarbij geldt verder: hoe hoger de straf, hoe groter de verschillen.
Planning en strategie goed in de gaten houden
Het is dus zaak om met uw advocaat de planning en de strategie in uw strafzaak goed af te stemmen op de inwerkingtreding van deze nieuwe wet Straffen en beschermen. Het is namelijk een wet die wel straft, maar de gedetineerde niet beschermt!
Mocht u vragen hebben overleg dan met uw advocaat of neem contact op met Robert Malewicz.