
Samenvatting pleidooi inzake onderzoek Hille
24 juni 2025
De verdenking waarop het onderzoek naar client is aangevangen in september 2022 betreft een hele andere verdenking dan nu aan client ten laste gelegd. Waar de verdenking destijds zag op een constructie waarbij medeverdachte Eggens grote sommen contant geld bij client zou hebben afgeleverd om die via een sponsorcontract giraal terug te betalen, is daar na onderzoek niets van over gebleven. De verdenking waar client nu voor terecht staat betreft het aannemen van giften, diensten en beloftes in strijd met zijn plicht als CEO van Jumbo. Daarmee zouden een viertal valse facturen samenhangen en er is een verdenking van witwassen vanwege het bij client aangetroffen contante geld.
Client ontkent zich aan strafbare feiten te hebben schuldig gemaakt. Hij heeft zich niet laten omkopen door medeverdachte Eggens en kan de aangetroffen gelden op legale wijze verklaren.
Client heeft ook na 2014 contact gehad met Eggens, maar alleen als privé persoon. Van een verbod op omgang met Eggens is geen sprake geweest. Client heeft weliswaar enkele goederen gekocht van Eggens, maar daar hebben geen tegenprestaties in de vorm van sponsorcontracten tegenover gestaan. In 2014 is door Jumbo besloten het motorcrossteam van Eggens niet langer te sponsoren en alle zakelijke banden met Eggens te verbreken. Client heeft die afspraak niet geschonden. Van een zakelijke relatie tussen Eggens en Jumbo is sindsdien geen sprake meer geweest.
De bewijsmiddelen in het dossier zijn vrijwel volledig afkomstig van medeverdachte Eggens. Het Openbaar Ministerie baseert zich op verklaringen die door Eggens zijn afgelegd, afgeluisterde gesprekken waar hij aan deelneemt en zijn administratie. Van de meeste van die verklaringen heeft Eggens zelf aangegeven dat ze niet op waarheid berusten en van de administratie vindt het Openbaar Ministerie kennelijk zelf ook dat die niet op waarheid berust, gelet op de vervolging van Eggens voor onder meer het voeren van een valse administratie.
Voor een veroordeling voor niet-ambtelijke omkoping is onder meer noodzakelijk dat bewijs bestaat voor het schenden van een plicht jegens Jumbo die bovendien veroorzaakt moet zijn door de omkopingsmiddelen zoals opgenomen in de tenlastelegging. Van schending van een plicht is geen sprake. Client heeft de omgang met Eggens niet verborgen gehouden en het was hem bovendien niet verboden om met Eggens om te gaan of van hem goederen te kopen. Ook niet op grond van de zogenoemde Code Geel, de integriteitscode van Jumbo. Die code geldt alleen in verband met zakelijke relaties van Jumbo en dat was Eggens niet. Van sponsorcontracten met Eggens is dan ook geen sprake, evenmin is sprake van de betaling van goederen via sponsorcontracten, zoals door Eggens verklaard.
Client ontkent dan ook de in de tenlastelegging opgenomen omkopingsmiddelen van Eggens te hebben ontvangen of dat die goederen als gift, dienst of belofte kunnen worden beschouwd waardoor hij een plicht jegens Jumbo heeft geschonden. Van de zes gereedschapskisten in de tenlastelegging kan niet worden gesteld dat dit een gift betrof, nu daarvan eveneens gesteld wordt dat deze zijn betaald via een sponsorfactuur. Wat daar ook van zij, beide is niet waar. De gereedschapskisten zijn door client betaald als onderdeel van een andere aankoop van Eggens, al kan client zich niet meer herinneren welke aankoop dat was. Van het aannemen van een contant geldbedrag van €25.000,- zoals door Eggens gesteld in afgeluisterde gesprekken is geen sprake.
Ander bewijs dan de uitspraken van Eggens is er niet voor dit feit. De in de tenlastelegging opgenomen dieplader heeft client betaald. Van een gift is geen sprake geweest. Ook hier stelt de tenlastelegging dat deze betaald zijn via een sponsorfactuur en ook om die reden kan er niet ook sprake zijn van een gift. Ook hiervoor geldt echter dat het beide niet het geval is. Alhoewel er in een gesprek met Eggens zowel afspraken zijn gemaakt over deze dieplader en een sponsoring, kan uit dat gesprek niet worden afgeleid dat er gesponsord is, omdat client de dieplader voor een bepaald bedrag kon kopen. Van de vier in de tenlastelegging opgenomen crossmotoren die client van Eggens zou hebben gekregen zijn er twee geen motoren maar brommers. Bovendien heeft client alle genoemde voertuigen betaald. Zijn opmerking in Whatsapp berichten dat Eggens de voertuigen cadeau zou doen, moeten gezien worden als een sarcastische opmerking. Een handelaar als Eggens geeft client geen cadeaus. Van de in de tenlastelegging opgenomen Roundup moet client erkennen die van Eggens te hebben ontvangen. Van een geschikt omkopingsmiddel is daarbij echter geen enkele sprake. Net als de oplegger is in hetzelfde gesprek ook de levering van een aantal gereedschapskisten besproken. Meer dan dat het besproken is, kan echter niet worden geconcludeerd. Client heeft enige tijd een Polaris van Eggens op proef gehad. Eggens wilde de Polaris aan client verkopen, maar client wilde deze niet. De Polaris is weer teruggegaan naar Eggens. Hoe dit in het licht van omkoping gezien moet worden is de verdediging niet duidelijk. De Mercedes SL waarover de tenlastelegging rept is door client van Eggens gekocht. Hoe dit als dienst moet worden beschouwd in het licht van de omkoping is de verdediging onduidelijk. Wel duidelijk is dat zowel Eggens als client het erover eens zijn dat de Mercedes is gekocht. Er bestaat verschil van inzicht over de vraag of er betaald is, maar de Mercedes is wel gekocht door client. Tenslotte heeft Eggens kennelijk geprobeerd te bemiddelen bij de verkoop van een aantal motoren door Gebben, maar dat was niet in opdracht van client. De suggestie dat client de motoren alleen wilde kopen middels een sponsorfactuur komt alleen van Eggens. Dat client hierop zou hebben aangedrongen blijkt nergens uit.
Gelet op de voorgaande standpunten zijn de facturen die aan client ten laste zijn gelegd, niet vals. De betreffende facturen zien op sponsoring en niets anders. De factuur van Hutten Metaal kan bovendien ook in tijd niet zien op de gereedschapskisten die er vermeend mee zouden zijn afgerekend.
Als het gaat om de witwasverdenking gaat het om het aantreffen van contant geld in het kantoor van client in de werkplaats en bij hem thuis. In het kantoor lag het geld onder meer in enveloppen in de boekenkast, in een houten kistje en in de koelkast. Bij client thuis lag het geld in de kluis. Bij het aantreffen van een grote hoeveelheid contant geld kan onder omstandigheden een verdenking van criminele herkomst ontstaan. Daarvan is naar de mening van de verdediging in dit geval geen sprake.
Client kan uit zijn legale inkomen over het aangetroffen bedrag beschikken. Daarnaast heeft client uitleg gegeven waarom hij het risico heeft genomen deze bedragen thuis en in zijn kantoor in de werkplaats te bewaren. Gelet op de jurisprudentie over witwassen moet het scenario van een criminele herkomst zich duidelijker aandringen dan de plausibele verklaring over een legale herkomst.
Voor het geval de rechtbank mocht menen dat de verdenking van een criminele herkomst sterk genoeg is, wordt van een verdachte verwacht dat hij een concrete, verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring aflegt over de herkomst van het contante geld. Client heeft dat gedaan en aangegeven dat de gelden afkomstig zijn van de verkoop van auto’s, motoren en onderdelen. Daarbij zijn schriftelijke verklaringen overgelegd en enkele getuigen zijn hierover ook door de rechter-commissaris ondervraagt. Zij hebben allen de verklaring van client bevestigd. Daar waar het Openbaar Ministerie heeft gewezen op ontbrekende onderbouwende stukken van de verklaringen van de getuigen wordt een eis gesteld die door de Hoge Raad niet is toegestaan. Van client mag niet verwacht worden dat hij zijn stelling bewijst.
Concluderend meent de verdediging dat er voor de tenlastelegging onvoldoende bewijs in het dossier voorhanden is. Client dient daarom te worden vrijgesproken.