
Persbericht hoofdinspecteur Landelijke Eenheid
16 mei 2025
In de zaak tegen een hoofdinspecteur van de Landelijke Eenheid is met het OM een transactieovereenkomst gesloten. Dat betekent dat na vier jaar een einde is gekomen aan diepgravend onderzoek in zowel het privéleven van cliënt als in zijn leven als politieagent. Namens cliënt reageert de verdediging hierbij kort op de transactieovereenkomst en op de berichtgeving van het openbaar ministerie daarover.
Cliënt is in mei 2021 staande gehouden op verdenking van witwassen en het doen van een onjuiste belastingaangifte. Die verdenking kwam er kort gezegd op neer dat het vermoeden bestond dat hij belastingvoordeel zou hebben genoten doordat hij privé in een auto reed die op naam stond van het garagebedrijf van zijn beste vriend.
In de woning en op de werkplek van cliënt zijn vervolgens doorzoekingen gedaan waarbij onder andere al zijngegevensdragers in beslag zijn genomen en zijn onderzocht. Ook is onderzoek gedaan naar de bankrekeningen van cliënt, zijn er telefoongesprekken van hem en van zijn naasten afgeluisterd, zijn gesprekken in zijn auto opgenomen en is het garagebedrijf van zijn beste vriend jarenlang uitvoerig onderzocht.
In februari 2022 bleek het opsporingsonderzoek niet zozeer te zijn gericht op belastingfraude, maar te zijn ontstaan uit het vermoeden dat cliënt informatie zou hebben doorgegeven aan een criminele organisatie, dat hij daarvan onderdeel zou hebben uitgemaakt en dat hij zich zou hebben schuldig gemaakt aan ambtelijke corruptie. Cliënt is enorm van die verdenking geschrokken en hij ontkent die nadrukkelijk. Naar dit vermoeden is de afgelopen jaren al het mogelijke onderzoek gedaan, maar daarvoor is geen enkel bewijs gevonden. Cliënt heeft geen bevragingen in de politiesystemen gedaan, heeft geen misbruik gemaakt van zijn positie en heeft ook geen contact gehad met een criminele organisatie.
De feiten die volgens het OM zijn geconstateerd, zouden zich in de privésfeer hebben afgespeeld. Het OM gaat ervan uit dat cliënt op enig moment iets aan een bekende heeft verteld dat onder zijn ambtsgeheim zou vallen. De verdenking dat hij geld zou hebben witgewassen of daarvan niet op de juiste wijze aangifte heeft gedaan, zou betrekking op zijn vermeende werkzaamheden binnen het garagebedrijf. Cliënt vervulde binnen dat bedrijf een adviserende en coachende rol. Dat deed hij voor zijn plezier en als vriendendienst, maar ook – met medeweten van de politie – als officiële nevenactiviteit. Naar aanleiding van onderzoek naar het garagebedrijf van zijn beste vriend is het vermoeden ontstaan dat cliënt de afgelopen jaren voordelen zou hebben gehad in ruil voor zijn betrokkenheid bij dat bedrijf en dat hij deze voordelen niet zou hebben opgegeven aan de belastingdienst. Zo zou cliënt een auto privé hebben gereden terwijl daarvoor zakelijk belasting werd afgedragen, wat neerkomt op een (gering) voordeel aan bijtelling. Het ontnemingsbedrag geeft aan wat cliënt daarmee volgens het OM door de jaren heen fiscaal zou hebben bespaard. Dat bedrag staat in schril contrast met de ingrijpende opsporingsbevoegdheden die de afgelopen jaren tegen cliënt zijn ingezet.
Uit de diverse getuigenverhoren van mensen binnen de politieorganisatie, komt een beeld van cliënt naar voren als een integere, aimabele en slimme man. Iemand die altijd met zijn vak bezig was, een trotse politieman. Het valt hem begrijpelijkerwijs zwaar dat hij onderwerp is geworden van een strafrechtelijk onderzoek en dat die verdenking ervoor heeft gezorgd dat hij jarenlang buiten functie is gesteld. Na 30 jaar dienstverband zal hij dit jaar met eervol ontslag gaan.
Cliënt heeft ingestemd met het sluiten van een transactieovereenkomst omdat hij na vier jaar een afronding wil. De impact van het jarenlange onderzoek is dusdanig dat de verwachting bestaat dat cliënt nog geruime tijd nodig heeft om hiervan te herstellen en weer gezond te worden.
De verdediging wil via deze weg benadrukken dat met het sluiten van een transactieovereenkomst geen schuld wordt erkend.
Amsterdam, 16 mei 2025,
Rachel Bruinen