Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk: forse ontnemingsvordering van tafel | Cleerdin & Hamer Advocaten

Niet-voldoen aan wettelijke verplichting als getuige

1 maart 2019

Een verdachte wordt onherroepelijk veroordeeld, voor het medeplegen van een moord, tot een gevangenisstraf van twaalf en een half jaar. Jaren later wordt hij opgeroepen te getuigen tijdens meerdere terechtzittingen in het Passageproces. Hij beroept zich op zijn verschoningsrecht (219 Sv) en weigert antwoorden te geven op alle vragen. Hij motiveert dit verder niet.

Beroepen op verschoningsrecht

Mag dit zomaar? De advocaat-generaal wijst de getuige meerdere keren op het feit dat hij verplicht is antwoord te geven, maar de getuige blijft weigeren. Na beraad in raadkamer wordt zelfs bevolen dat de getuige 30 dagen in gijzeling wordt genomen. Hij verschijnt daarna opnieuw, maar blijft volharden. Resultaat: de man wordt tweemaal veroordeeld wegens de weigering als getuige antwoord te geven op vragen, dat strafbaar is gesteld in art. 192 Sr.

Artikel 219 Sr

Er wordt flink doorgeprocedeerd. In hoger beroep en cassatie ligt onder andere de vraag voor of deze verdachte heeft gehandeld in strijd met art. 192 Sr door in hoedanigheid van getuige geen antwoord te geven op aan hem gestelde vragen, of dat hem een beroep op zijn verschoningsrecht a.b.i. art. 219 Sv toekwam.

Beroep op verschoningsrecht toetsen

Anders dan de advocaat-generaal, is het gerechtshof Amsterdam van oordeel dat het te ver voert om van de getuige die zich op een op artikel 219 Sv gestoeld verschoningsrecht wil beroepen in alle gevallen te verlangen dat hij inzicht in de achtergrond en motieven daarvan geeft. Voldoende is dat aannemelijk is geworden dat de getuige zichzelf, een familielid, een echtgenoot of een geregistreerd partner aan het gevaar van een strafrechtelijke veroordeling blootstelt. In voorkomend geval kan ook zonder een toelichting van de getuige zo’n gevaar aannemelijk zijn. In andere gevallen is dat gevaar minder evident en is een dergelijke toelichting wel benodigd om het beroep op het verschoningsrecht te kunnen toetsen.

Gewezen verdachte als getuige horen

Verder is het hof van oordeel dat redelijke uitleg van het bepaalde in artikel 219 Sv in een situatie als de onderhavige waarin een gewezen verdachte als getuige wordt gehoord over een strafbaar feit ter zake waarvan hij reeds onherroepelijk is veroordeeld, meebrengt dat het in dat artikel neergelegde verschoningsrecht in beginsel slechts dan kan worden ingeroepen als aannemelijk is dat de beantwoording van één of meer bepaalde vragen het gevaar op een strafrechtelijke veroordeling van de getuige voor een ander feit in het leven roept. Daarnaast kan met vrucht een beroep op dat artikel worden gedaan als aannemelijk is dat een getuige door het beantwoorden van één of meer bepaalde vragen personen met wie hij in nauwe relatie staat aan het gevaar op een strafrechtelijke veroordeling blootstelt.

Veroordeling blijft in stand

Een algemeen beroep op een verschoningsrecht als bedoeld in artikel 219 Sv behoort dus in beide gevallen in beginsel niet tot de mogelijkheden. Volgens Hoge Raad getuigt dit oordeel niet van een onjuiste rechtsopvatting en is het ook toereikend gemotiveerd. De veroordelingen blijven in stand.

Lees hier de uitspraak.

Recente berichten

Strafrecht

Familierecht

Civiel recht

Bestuursrecht