Een nieuw type zitting van de Rechtbank Rotterdam: de STMK
30 mei 2023
Door: Desiree de Jonge
Op 23 mei stond ik één van de verdachten bij tijdens de tweede ‘STMK’-zitting, een nieuw concept van de Rechtbank Rotterdam, onder leiding van voorzitter Jacco Janssen. Het nieuwe type zitting is nog enigszins in ontwikkeling, maar ik ben enthousiast! Deze meervoudige kamer zitting wordt een stuk sneller ingepland en heeft vooral een toekomstgericht karakter. De verdachten krijgen zo snel duidelijkheid over hun straf en toekomstperspectief. Zeker jonge(re) verdachten hebben daar vaak behoefte aan, zij ervaren al snel de nadelen van ‘zitten’ en willen weer meedoen in de maatschappij. Het is zinvol van dat momentum gebruik te maken, ook als zij wellicht enigszins uit opportunisme tot dat inzicht komen. Een beoogd voordeel van de STMK is verder dat dergelijke zaken niet jarenlang voortslepen en de strafrechtsketen belasten. Zie voor een volledigere omschrijving van dit type zitting het vonnis in de eerste STMK-zaak: ECLI:NL:RBROT:2022:9985.
De zaak die ik behandelde was een uithalerszaak, zes jongens die werden aangetroffen in een container in de Rotterdamse haven. Dit terwijl niet veel later in een andere container een flinke hoeveelheid cocaïne werd gevonden. De verdenking zag dus niet alleen op overtreding van artikel 138aa Sr (het verbod onbevoegd op een besloten haventerrein aanwezig te zijn), maar ook op voorbereiding van cocaïne-invoer en deelname aan een criminele drugsorganisatie. Daar kunnen (en worden) serieuze gevangenisstraffen voor worden opgelegd. Van dat laatste feit werden de verdachten vrijgesproken, zoals mijn collega-advocaten en ik hadden bepleit. Op de STMK bestaat dus ook de ruimte inhoudelijke verweren te voeren, bijvoorbeeld als hetzelfde feitencomplex volgens het Openbaar Ministerie meerdere strafbare feiten oplevert.
Belangrijker is alleen dat bij verdachten die bereid zijn te reflecteren op hun eigen (strafbare) handelen, inzien waar en waarom zij een verkeerde afslag hebben genomen en open staan voor verandering, een opening ontstaat voor de rechtbank om met hen in gesprek te gaan. Dat gebeurde ook, op een laagdrempelig en begripvolle manier, maar ook kritisch waar dat nodig was. De nadruk lag daarbij niet op het tot achter de komma laten bekennen van de strafbare feiten, maar meer op de vraag hoe deze verdachten in deze situatie terecht waren gekomen en hoe zij daar op terugkijken. Wat zouden zij bij een eventuele volgende verleiding of het ervaren van dwang anders doen? Kunnen zij daar hulp bij gebruiken? Door te reflecteren en verantwoordelijkheid te nemen kan de rechtbank beter inschatten wat nodig is om herhaling te voorkomen, terwijl ook de ernst van het feit en het aandeel van de verdachte daarin beter op waarde kan worden geschat en passend kan worden bestraft.
De meeste verdachten in deze zaak kregen een gevangenisstraf van 26 maanden, waarvan 14 maanden voorwaardelijk – met reclasseringstoezicht en een cursus indien de reclassering dat nodig zou vinden. Bij de eerste STMK-zaken was dat 30 maanden, waarvan 18 voorwaardelijk, omdat toen de voltooide invoer van cocaïne bewezen werd verklaard en niet alleen de voorbereiding daarvan. Het is van belang voorzichtig te zijn dit terug te brengen tot ‘bekennen in ruil voor strafvermindering’. Dit doet het wellicht goed als kop in de media, maar het is niet wat er bij zo’n STMK-behandeling gebeurt. Niet in de laatste plaats omdat er straffen worden opgelegd die in overeenstemming zijn met straffen in vergelijkbare zaken. Het verschil is dat in de STMK-zaken een groter deel voorwaardelijk wordt opgelegd, daarin zit de toekomstgerichtheid. De verdachten ervaren wat het is om 12 maanden vast te zitten en hebben het daarna zelf in de hand of zij ook de 14 of 18 maanden voorwaardelijk nog moeten ondergaan, of blijvend kiezen voor het rechte pad.
Ik voorzie daarnaast dat minder verdachten geneigd zullen zijn aan de STMK deel te nemen als dit bekend komt te staan als ‘praten’ in ruil voor een lage(re) straf. De gedachte dat anderen er door deze verdachten bij worden gelapt om zelf een lagere straf te krijgen, kan namelijk in de buitenwereld serieuze consequenties hebben – ook als die gedachte niet klopt maar de suggestie wel is gewekt. Om dit risico niet te lopen zwijgen verdachten in dit soort zaken doorgaans liever, al ontnemen zij zichzelf daarmee de kans op een passende strafoplegging. Het schrijnende is dat zij daarmee tegelijkertijd en mogelijk onbedoeld bewijzen betrouwbaar te zijn en daarmee vaker inzetbaar voor criminele klussen. Het beste is te voorkomen dat een patroon van strafbaar handelen ontstaat, waar eerder al veroordelingen zijn gevolgd kan erop worden ingezet een patroon te doorbreken.
Ik was dan ook kritisch toen op de zitting bleek dat het Openbaar Ministerie negatief had geadviseerd over het aanbrengen van deze zaken op de STMK, omdat een aantal van de verdachten al vaker was veroordeeld wegens drugsdelicten of nu terecht stond wegens meerdere drugsdelicten. Dat mag natuurlijk, het Openbaar Ministerie maakt eigen afwegingen, maar het doel van dit type zitting wordt pas bereikt als alle partijen daar met consensus over de STMK-behandeling aanwezig zijn en daarbij accepteren dat in het bijzonder naar speciale preventie en resocialisatie als strafdoelen zal worden gekeken. Verdachten vertrouwen er dan – vaak op grond van het advies van hun advocaat – op dat zij hun ervaringen kunnen delen en zich kwetsbaar kunnen opstellen over hun persoonlijke omstandigheden, zij doen in feite afstand van het recht op een procedure waarin zij bijvoorbeeld getuigen opgeven en dragen zo bij aan (iets) kortere doorlooptijden waar de hele strafrechtsketen behoefte aan heeft. Zij vertrouwen er ook op dat de zaak in zijn geheel sneller wordt afgedaan, zonder dat er nog een hoger beroep volgt. Als dat vertrouwen wordt geschonden zal dit al snel een averechts effect hebben. Er ontstaat (al dan niet opnieuw) wantrouwen en verharding. Daar heeft niemand iets aan.
Ten aanzien van mijn cliënt vielen die eerdere veroordelingen ook nogal mee, de voorzitter omschreef het tijdens het motiveren van de straf zo dat hij geen first offender was, maar ook geen recidivist: ‘u zit er een beetje tussenin’. En ook dat is een categorie jongens die de rechtbank er – gelukkig – liever bij wil houden, niet wil afschrijven, een reële kans wil geven op een beter toekomstperspectief. Het feit dat op de dag van de behandeling van de zaak ook het vonnis wordt uitgesproken dat als fair wordt ervaren, draagt bij aan de acceptatie van de straf. Persoonlijk aan de verdachten uitleggen dat zij een deel moeten uitzitten maar daarna zelf de verantwoordelijkheid hebben op het rechte pad te blijven, creëert een verbinding die zelfs met de mooiste schriftelijke strafmaatoverweging niet tot stand komt. De waarde van het feit dat ook de verdachten die verbinding voelen mag niet worden onderschat, alle zes de verdachten bedankten de rechtbank voor de kans die zij kregen.
Voor de Volkskrant deed Iva Venneman verslag van de zitting, ik sprak na afloop nog kort met haar. Het artikel is hier terug te lezen.