De zorgmachtiging in het strafrecht
16 april 2021
Door: Astrid van Vulpen
Sinds 1 januari 2020 is het voor de strafrechter niet langer mogelijk om aan volledig ontoerekeningsvatbare verdachten de maatregel van plaatsing in een psychiatrisch ziekenhuis (art. 37 Sr) op te leggen. Wel heeft de strafrechter sinds die datum de mogelijkheid om op grond van art. 2.3 Wet Forensische Zorg ambtshalve een zorgmachtiging op te leggen. In de praktijk levert dat echter een aantal problemen op. Hoe zit dat?
De zorgmachtiging
Het opleggen van verplichte vormen van zorg door een rechter is op zichzelf niet nieuw. Het is al sinds jaar en dag voor de civiele rechter mogelijk om vormen van verplichte zorg op te leggen indien een patiënt zorg behoeft. Nieuw is dat nu ook de strafrechter de civiele maatregel (ambtshalve) kan opleggen in de strafzaak. De gedachte van de wetgever daarachter is dat er binnen het strafrecht zoveel mogelijk maatwerk moet kunnen worden geleverd. Zeker waar het gaat om verdachten met (forse) psychische problematiek die volledig ontoerekeningsvatbaar zijn. De rechter kan dan namelijk geen straf opleggen, maar enkel een maatregel. Met het vervallen van de maatregel plaatsing in een psychiatrisch ziekenhuis resteren er dan nog slechts twee soorten maatregelen: TBS (al dan niet met dwangverpleging) of de zorgmachtiging.
Bevoegdheden met betrekking tot de zorgmachtiging
De problemen die zich voordoen bij die zorgmachtiging hangen voornamelijk samen met de bevoegdheden die aan de officier van justitie toekomen met betrekking tot de (voorbereiding van) de zorgmachtiging. Waar gaat het mis?
Beëindigen procedure
In veel zaken waarin psychische problematiek een rol lijkt te spelen, wordt er door gedragsdeskundigen van het NIFP gerapporteerd; een zogenoemd persoonlijkheidsonderzoek. Die gedragsdeskundigen adviseren de rechtbank over de op te leggen straf of maatregel. De rechtbank kan naar aanleiding van dat advies (of ambtshalve) besluiten de mogelijkheden voor een zorgmachtiging (nader) te willen onderzoeken. In de regel zal er dan een opdracht aan de officier van justitie worden gegeven om die mogelijkheden te onderzoeken of een zorgmachtiging voor te bereiden. De officier van justitie wijst dan vervolgens een geneesheer-directeur en een psychiater aan die advies zullen uitbrengen over de (haalbaarheid van de) zorgmachtiging. Die verantwoordelijkheid ligt dus bij het Openbaar Ministerie.
Zorgmachtiging niet doelmatig
Het kan zo zijn dat de geneesheer-directeur en de psychiater tot de conclusie komen dat de zorgmachtiging hen niet doelmatig lijkt. Het advies voor de zorgmachtiging is dan dus negatief. Dit wordt schriftelijk teruggekoppeld aan het Openbaar Ministerie. De praktijk laat nu vaak zien dat het Openbaar Ministerie de procedure na een dergelijk negatief advies op eigen initiatief direct beëindigt. Daar kan je vraagtekens bij plaatsen.
Bevoegdheid vroegtijdig beëindigen procedure
De procedure is dan namelijk al beëindigd, terwijl de rechtbank en de verdediging bij de besluitvorming op geen enkele manier betrokken zijn geweest. Juist terwijl het de rechtbank is geweest die om die betreffende informatie heeft verzocht om een afweging te kunnen maken over de vraag of een zorgmachtiging in die zaak passend is. Meerdere rechtbanken hebben zich inmiddels al uitgelaten over de vraag of die bevoegdheid tot het vroegtijdig beëindigen van die procedure het Openbaar Ministerie wel toekomt. Het antwoord is duidelijk: nee. Die gang van zaken past immers niet bij de bedoeling van de wetgever om de rechtbank de ambtshalve bevoegdheid te geven tot het opleggen de zorgmachtiging.
Verstrekken stukken
Er doet zich ook een ander probleem voor bij de zaken waarin die zorgmachtiging speelt. De stukken van de geneesheer-directeur en de psychiater over de (haalbaarheid van de) zorgmachtiging worden gericht aan het Openbaar Ministerie. Dat is ook logisch; zij zijn immers de ‘opdrachtgever’. Het Openbaar Ministerie zou die stukken vervolgens beschikbaar moeten stellen aan de rechtbank en de verdediging zodat de afweging getoetst kan worden en de rechtbank een zelfstandige beslissing kan nemen over de wenselijkheid en de haalbaarheid van de zorgmachtiging. En daar wringt de schoen.
Privacy en medische stukken
Het Openbaar Ministerie is namelijk de mening toegedaan dat die stukken niet verstrekt kunnen worden aan andere partijen. Zij meent dat het hier om medische stukken gaat die in een van de strafzaak losstaande procedure (namelijk een civiele procedure over de zorgmachtiging) van belang zijn. Gelet op privacyaspecten zou het niet mogelijk zijn die stukken in de strafzaak te verstrekken. Feitelijk wordt het daarmee voor de rechtbank en de verdediging onmogelijk gemaakt de afweging van de geneesheer-directeur, de psychiater én het Openbaar Ministerie te toetsen. Dat is niet in lijn met wat de wetgever heeft bedoeld.
Zorgmachtiging of TBS?
Voor de rechtbank is dat ook ingewikkeld. Zonder die informatie wordt het bijna onmogelijk om gebruik te kunnen maken van haar ambtshalve bevoegdheid om de zorgmachtiging op te kunnen leggen. Dat is des te erger nu het in de zaken waarin deze problematiek speelt vaak gaat over de vraag of de zorgmachtiging moet worden opgelegd óf TBS. TBS is een zeer ingrijpende maatregel die jaren kan duren. Het is des te belangrijker dat in die gevallen de rechtbank volledig geïnformeerd over eventuele alternatieven een juiste beslissing kan nemen. En dat wordt haar in sommige gevallen ernstig bemoeilijkt.
Zorgmachtiging bij de Hoge Raad
De problematiek lijkt zowel door rechtbanken, het Openbaar Ministerie als advocaten gezien te worden. Eén zaak waarin deze problematiek speelt ligt inmiddels bij de Hoge Raad. De Hoge Raad zal hopelijk zo snel mogelijk duidelijkheid kunnen geven over de vraag hoe met deze problematiek moet worden omgegaan. En dat is maar goed ook.