De valkuilen van een politieverhoor
27 maart 2020
Door: Patrick van der Meij
Het kan erg ingewikkeld zijn om als verdachte een politieverhoor te ondergaan. Een uitnodiging om op het politiebureau te verschijnen kan al de nodige spanning oproepen, laat staan dat die persoon als verdachte wordt aangehouden en vast komt te zitten. In deze situaties zijn er veel afwegingen te maken, bijvoorbeeld of je op uitnodiging moet verschijnen, dan wel of je uit je cel moet komen?; of je iets kunt verklaren over het feit waarvan je wordt verdacht, en sterker nog: of je dat wel wilt?; en of je zomaar overal aan mee moet werken? Niet alleen de stress van het moment en het gevoel dat je er alleen voorstaat, zijn problematisch. Ook het feit dat allerlei beslissingen ten aanzien van een verdachte worden genomen die inhakken op diens rechtspositie en die een schaduw vooruitwerpen op het verdere verloop van de zaak, maakt de eerste fase van het strafproces spannend.
Ongeacht dat een verdachte tegenwoordig keurig wordt geïnformeerd over zijn recht om te zwijgen en dat altijd een advocaat het politieverhoor mag bijwonen, geldt dat tijdens het verhoor graag wordt ingespeeld op de omstandigheid dat een verdachte vaak niet helemaal op de hoogte is van de regels van het spel. Zo wordt bij een aangehouden verdachte nog wel eens de indruk gewekt dat de bijstand van een advocaat alleen maar tijdrovend is en in de weg staat aan een snelle afwikkeling of zelfs heenzending, of dat de bijstand van een piketadvocaat de verdachte geld kan kosten. Beide voorwendselen zijn niet per se onwaar, maar het betreft uitzonderingssituaties waar een verdachte zijn of haar hoofd niet over zou hoeven te breken als hij op het politiebureau zit.
Sommige verbalisanten doen het nog altijd voorkomen dat een advocaat tijdens een verhoor niets mag en stilletjes in een hoekje van de kamer kan gaan zitten. Niets is echter minder waar aldus het Besluit inrichting en orde politieverhoor: een advocaat mag zich actief met het verhoor bemoeien door opmerkingen te maken bij vragen die worden gesteld, door verduidelijking te vragen als die merkt dat de verdachte een vraag niet begrijpt of door in te grijpen als het verhoor uit de hand loopt. En nog veel meer.
Het spel
Voor verwarring zorgt ook het onderscheid dat wel wordt gemaakt tussen een zogenoemd sociaal verhoor en het inhoudelijke verhoor. Een sociaal verhoor richt zich op de sociaal-financiële omstandigheden van de verdachte. Hoewel het zwijgrecht zich uiteraard ook uitstrekt tot dit onderdeel van het politieverhoor voelt het voor veel verdachten vreemd om geen antwoord te geven op vragen waar je woont, of je werkt en met wie je getrouwd bent. In het verhoor spelen de verbalisanten graag in op dat ongemak door een simpel ‘maar op deze vragen kun je toch wel antwoord geven?’. Toch is een sociaal verhoor niet zo onschuldig als het lijkt en zijn de antwoorden niet vrijblijvend. Een combinatie van een verslaving, gokschulden en geen mogelijkheden om in levensonderhoud te voorzien, voedt de verdenking dat een verdachte zich uit geldnood zal hebben schuldig gemaakt aan diefstal, heling, afpersing of oplichting. De vraag naar een 06-nummer en de code van de in beslag genomen telefoon (‘maar als je het niet hebt gedaan, heb je toch niets te verbergen’ of ‘als je de code niet geeft moeten we zelf in de telefoon komen en dan gaat die stuk’) kan de opmaat zijn naar de inzet van bijzondere opsporingsbevoegdheden of diepgravend onderzoek in de smartphone. Het benoemen van een vriendengroep met daarin toevallig medeverdachten helpt bij het bewijs van medeplegen; het ontbreken van een inkomstenbron en vermogen is voor de politie uiterst relevant bij een verdenking van witwassen; en het hebben van een vast adres en het samenwonen met een partner is voor de politie interessant als je wordt verdacht van uitkeringsfraude. Mijns inziens mag de term ‘sociaal verhoor’ voor dat soort vragen dan ook niet worden gebruikt en is het goed de verdachte nog maar eens te wijzen op het zwijgrecht.
Zwijgrecht
In sommige verhoren wordt het wel erg bont gemaakt met de sociale vragen. Soms wordt gevraagd aan de verdachte of hij gelovig is, of hij weet wat berouw is en of hij mag liegen van zijn geloof, om aansluitend allerlei inhoudelijke vragen te stellen. Een persoonlijk gesprek over hoe het met de verdachte gaat (‘niet zo goed’) kan worden gevolgd door de vraag ‘wat dat dan met hem doet’ en of hij in dat soort situaties zichzelf wel eens verliest en een woedeaanval krijgt. Vreemde, wollige vragen waarbij de antwoorden voor de verbalisanten maar al te interessant zijn in het licht van de verdenking van ernstige geweldsdelicten. De vragen werken echter desoriënterend en de antwoorden kunnen inhoudelijk ook nauwelijks als bewijs van iets dienen, maar worden wel gebruikt om een beeld van de verdachte neer te zetten dat uiteindelijk de rechter kan helpen in de overtuiging dat de verder ontkennende verdachte het wel heeft gedaan. Het advies voor toch al zwijgende verdachten is in dit soort situaties simpel: ook op de vragen uit het sociale verhoor of vragen die worden gesteld vanuit een schijn-betrokkenheid op zijn persoonlijke situatie kan maar beter geen antwoord worden gegeven.
Soms leidt dat tot uiterst komische taferelen. De verdachte die ik van al deze valkuilen had doordrongen, nam het zekere voor het onzekere. Op de vraag van de verbalisant of hij koffie wenste, beriep hij zich op zijn zwijgrecht en dat hield hij vol. Vreemd, maar wel meer dan terecht wat mij betreft. Als op één plek in Nederland de koffie echt niet te drinken is, is dat wel op het politiebureau.