De klant van de bank is geen koning meer
23 mei 2023
Door: Sabine Pijl
Bron: Mr online, 7 april 2023
Banken hebben op grond van de Wwft een (steeds grotere) verantwoordelijkheid bij het signaleren van zogenoemde financieel-economische criminaliteit en andere integriteitsrisico’s. Zij moeten zoveel mogelijk voorkomen dat het financiële systeem voor oneigenlijke doelen wordt misbruikt door onder meer het doen van cliëntenonderzoek (artikel 3 e.v. Wwft).
Aangezien zij geen enkel risico willen lopen zelf in strafbaar territorium te raken door niet afdoende cliëntenonderzoek te doen, wordt in de praktijk de (sterke) tendens gesignaleerd dat banken bij het minste of geringste de klantrelatie beëindigen. Deze tendens heeft ook in de hand gewerkt dat de (civiele) rechter het zo druk heeft als de kippen voor Pasen over de vraag of de bank de klantrelatie mocht beëindigen. Doordat de overheid een gedeelte van de opsporing aan de voordeur door de banken laat doen wordt het rechtssysteem juist extra belast; ironisch genoeg zorgen de rechtszaken die over de vroegtijdige beëindiging van de klantrelatie gevoerd worden immers eerder voor meer belasting van het rechtssysteem in plaats van minder.
Belangenafweging
De civiele rechter maakt in dit soort zaken een afweging tussen enerzijds het belang van de bank om zich te beschermen tegen het risico op integriteits- en reputatieschade en anderzijds het belang van de klant om toegang te hebben tot het bancaire systeem. Hoe zit het nou als de klant verdacht wordt van een mogelijk, voor de dienstverlening van de bank relevant, strafbaar feit en de bank daar hoogte van krijgt? In een uitspraak van eind vorig jaar (ECLI:NL:RBAMS:2022:5340, r.o. 4.8) is daarvoor voor het eerst een toetsingskader gegeven dat iets meer houvast biedt De rechter overwoog in het algemeen dat een klant er een gerechtvaardigd belang bij heeft dat die verdenking alleen gevolgen heeft voor de dienstverlening door de bank als de verdenking gegrond is (en dus om voor onschuldig te worden gehouden zolang de schuld niet vaststaat).
Onderzoek na concrete aanwijzingen
Dat is anders, zo oordeelde de rechtbank, als er meer bekend is dan de enkele strafrechtelijke verdenking omdat de bank op grond van haar bekende feiten en omstandigheden (al dan niet verkregen na het van haar te vergen onderzoek verband houdende met de strafrechtelijke verdenking) concrete aanwijzingen heeft voor witwassen of enig ander relevant strafbaar feit en daarover aan de cliënt vragen stelt die niet afdoende worden beantwoord. In dat geval mag van de klant immers worden verwacht dat hij op die concrete aanwijzingen voor zijn schuld reageert door beantwoording van die vragen, waarna de bank het risico op witwassen of terrorismefinanciering kan beoordelen.
Onterechte beëindiging van de klantrelatie
De rechtbank kwam tot de conclusie dat de enkele verdenking van witwassen, nu de klant ontkende zich daaraan schuldig te hebben gemaakt, de bank op grond van de Wwft niet verplichtte de klantrelatie te beëindigen. Zij oordeelde dat er aan de kant van de bank geen rechtens relevant belang aanwezig was, terwijl er wel een zwaarwegend belang van de klant was om te kunnen blijven beschikken oer de bankrelatie. Deze uitspraak biedt hoop voor de rechtsbescherming van de klanten van banken, alhoewel hier vast het laatste ei nog niet over is gelegd.