De financiële kwetsbaarheid van het ongehuwd samenwonen
31 oktober 2024
Door: Anna Kevenaar
Sinds de twintigste eeuw kiezen steeds meer mensen ervoor om samen te wonen zonder te trouwen. Dit brengt nieuwe – complexe – vragen met zich mee voor de rechtspraak. Bijvoorbeeld: wat gebeurt er als een van de partners meer eigen vermogen heeft uitgegeven aan een gemeenschappelijk goed dan de andere partner, of eigen vermogen heeft geïnvesteerd in het privégoed van de andere partner, zonder dat ze iets hierover hebben geregeld in een samenlevingscontract? Betekent dit automatisch dat de ene partner recht heeft op vergoeding van de andere partner? Uit recente rechterlijke uitspraken blijkt dat samenwonenden veelal negatief worden verrast als zij via de rechter proberen aanspraak te maken op een vergoedingsrecht van hun partner.
In deze blog wordt uiteen gezet tegen welke negatieve gevolgen samenwonenden, zonder samenlevingsovereenkomst, aanlopen wanneer er sprake is van een (ongegronde) vermogensverschuiving.
In april 2019, alweer meer dan vijf jaar geleden, heeft de Hoge Raad bepaald dat op de ongehuwde samenleving in beginsel het algemene vermogensrecht van toepassing is en de huwelijksvermogensrechtelijke bepalingen niet (analogisch) kunnen worden toegepast. Dit, terwijl het algemene vermogensrecht is ingericht op het individu en dus in zoverre geen rekening houdt met de vaak emotionele en soms onlogische keuzes die mensen maken als ze van elkaar houden.
Bewijslevering
Uit de geanalyseerde rechtspraak blijkt dat vergoedingsvorderingen beide samenwonenden vaak worden afgewezen, omdat er geen of weinig bewijs is overgelegd die deze vorderingen ondersteunen. Met andere woorden: de rechter kan op basis van het overgelegde bewijs niet vaststellen dat er een ongegronde verschuiving van vermogen tussen partijen heeft plaatsgevonden, of dat er überhaupt een vermogensverschuiving heeft plaatsgevonden (tussen de vermogens van partijen).
In de meeste zaken worden vergoedingsvorderingen onderbouwd met schriftelijke stukken, zoals bankafschriften, kostenoverzichten, taxatierapporten, contante opnamen, kassabonnen, schriftelijke verklaringen van getuigen, e-mails en WhatsApp-berichten. Hoewel schriftelijk bewijs vaak wordt gezien als objectief en sterk bewijs, laat de praktijk helaas zien dat dit niet altijd voldoende is.
Een bankafschrift kan bijvoorbeeld aantonen dat het gevorderde bedrag afkomstig is van de bankrekening van de eiser. Maar dit betekent niet automatisch dat deze persoon ook gerechtigd is tot deze bankrekening. Ook toont een bankafschrift niet direct aan dat de vermogensverschuiving onterecht was. Het kan namelijk zijn dat de vermogensverschuiving ziet op een afspraak tussen de partners. Daarom is het verstandig om naast een bankafschrift ook ander bewijs te laten zien, zoals berichtenwisseling tussen de partners. Een combinatie van bewijsstukken kan bijvoorbeeld aantonen dat de vermogensverschuiving wel of niet gegrond was.
Ook het enkel overleggen van een kostenoverzicht is niet voldoende. Hoewel een dergelijk overzicht laat zien waar het gevorderde bedrag op ziet, volgt hieruit nog niet aan wie of wat deze goederen ten goede zijn gekomen. Het is ook in deze situatie slim om, naast een kostenoverzicht, ook andere documenten aan te leveren, zoals pintransacties, facturen of bonnen van contante betalingen.
Een vergoedingsvordering die betrekking heeft op contante betalingen levert in de praktijk vaan bewijsproblemen op. Hoewel een opname van contant geld kan aantonen dat de eiser zich beroept op eigen vermogen, toont zo’n opname niet aan dat dit geld vervolgens naar het vermogen van de andere partner is gegaan. In een dergelijke situatie kan het raadzaam zijn om een contante opname als bewijsstuk te combineren met andere schriftelijke stukken, zoals een factuur of kassabonnen. Ook kan het nuttig zijn om berichten tussen de betrokken partijen te laten zien, waarin duidelijk wordt aan wie het geld ten goede is gekomen.
Kortom, bewijslevering is een complex onderwerp en rechters stellen hier strenge eisen aan (als de gedaagde de vordering voldoende heeft betwist). Het advies is daarom om een vergoedingsvordering zo gedetailleerd en uitgebreid mogelijk te onderbouwen, met voldodende bewijs en duidelijke argumenten.
Verjaring
Niet alleen bewijslevering, maar ook de verjaring van een vergoedingsvordering is een obstakel waar veel samenwonenden tegenaan lopen wanneer zij hun vergoedingsvordering in rechte willen afdwingen. Zo doet zich regelmatig de situatie voor dat hun vergoedingsvordering is verjaard.
Veelal beseffen samenwonenden zich niet dat een vergoedingsvordering in beginsel verjaart na het verstrijken van vijf jaar nadat de vordering opeisbaar is geworden. De verlengde verjaringstermijn voor echtgenoten (waaruit de beschermingsfunctie van het huwelijksvermogensrecht blijkt) is niet (analoog) van toepassing op samenwonenden.
Het voorkomen van verjaring
Allereerst kan de vergoedingsvordering worden gestuit. Op het moment dat de vergoedingsvordering wordt gestuit, vangt een nieuwe verjaringstermijn aan. Een vergoedingsvordering kan zowel uitdrukkelijk als stilzwijgend worden gestuit. Er dient bij de stuitingshandeling rekening te worden gehouden met meerdere factoren zoals de context waarin deze wordt gedaan en de verdere correspondentie tussen partijen.
Ten tweede kan een vergoedingsvordering niet zijn verjaard nu dit naar de maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is. Daarbij gaat het om uitzonderlijke situaties.
Al met al kan worden gesteld dat ongehuwde samenwonenden na beëindiging van relatie regelmatig worden geconfronteerd met nadelige financiële verrassingen ten aanzien van de vermogensrechtelijke afwikkeling. Het advies dan ook om concrete en gedetailleerde afspraken te maken over zowel een vergoedingsvordering ten aanzien van een vermogensverschuiving als de verjaring van een vergoedingsvordering.
Meer weten?
Wil je meer weten over de financiële afwikkeling tussen samenwonenden? Neem dan gerust contact met ons op. Als je in aanmerking komt voor gefinancierde rechtsbijstand, dan kunnen wij jou op die basis als advocaat bijstaan in deze procedure.