Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk: forse ontnemingsvordering van tafel | Cleerdin & Hamer Advocaten

Privé online activiteiten tijdens werk

17 september 2018

Er is de laatste jaren veel te doen geweest over het altijd maar bereikbaar moeten zijn van werknemers. Sommige organisaties zoals BMW en Volkswagen in Duitsland hebben daarom werknemers het “recht van onbereikbaar mogen zijn” toegekend. Maar het feit dat werk en privé steeds meer in elkaar overvloeien heeft ook voordelen voor de werknemer. Immers, de andere kant van de medaille is dat het privéleven ook steeds meer de werksfeer binnendringt. Werknemers zijn middels hun smartphone 24 uur per dag bereikbaar voor het thuisfront. Even snel naar nu.nl, die schoenen bestellen of een Whatsapp-bericht beantwoorden. In veel organisaties is het geaccepteerd dat werknemers tijdens werktijd (zo nu en dan) privé online activiteiten verrichten.

In de eerste jaren na de opkomst van het internet leidde met name excessief internetgebruik en het bezoeken van indecente websites nog wel eens tot gerechtelijke procedures waarbij de rechter niet zelden tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst overging.

Recht op privacy

De laatste jaren wordt door de Nederlandse rechter, in lijn met rechtspraak van het Europese Hof van de Rechten van de Mens (EHRM), aangenomen dat werknemers een bepaalde mate van vrijheid hebben voor privé-activiteiten op de werkplek. Relevant in dit verband is of de werkgever het internetgebruik voor privédoeleinden heeft vastgelegd in een regelement.

Al eerder heeft het EHRM bepaald dat het in artikel 8 EVRM vastgelegde recht op privacy zich ook uitstrekt tot de werkvloer. Ook recent oordeelde het EHRM in de zaak Bărbulescu/Romania dat de Roemeense werknemer die middels zijn zakelijke account e-mailde met familie, niet ontslagen had mogen worden. Volgens het EHRM mocht de werkgever het sociale leven van de werknemer op de werkplek niet volledig beperken, ook niet als dit in een beleid is opgenomen.

Internetten in een kledingwinkel

In een recente casus leidde het internetgebruik van een winkelmedewerkster tot een ontslag op staande voet. In deze zaak was het werknemers van een kledingwinkel middels een memo verboden om tijdens werktijd van apparaten gebruik te maken waarmee enige vorm van internet gebruikt kan worden. Twee maanden later heeft de werkgever werkneemster een schriftelijke waarschuwing gegeven voor te laat komen, gebruik van de privételefoon tijdens werktijd en het achterhouden van artikelen uit de winkelvoorraad voor persoonlijk gewin. Weer twee maanden later heeft werkneemster een “laatste” waarschuwing gekregen in verband met te laat op het werk verschijnen. Enkele maanden daarna is werkneemster op staande voet ontslagen omdat zij een half uur lang bij de kassa op internet is geweest.

Officiële waarschuwingen

In eerste aanleg oordeelde de kantonrechter dat het ontslag op staande voet terecht gegeven is. Omdat er een duidelijke memo is opgesteld en werkneemster officiële waarschuwingen heeft gekregen, die zij naast zich neer heeft gelegd. Op hoger beroep heeft het gerechtshof echter geoordeeld dat er geen sprake is van een dringende reden. Het gerechtshof overweegt dat omdat werkneemster in de pauzes van haar mobiele telefoon gebruik kon maken. Het privéleven van de werkneemster is op de werkplek niet vergaand teruggebracht. Werkgever heeft derhalve niet in strijd met artikel 8 EVRM gehandeld.

Monitoren privé-communicatie

In dat verband is volgens het gerechtshof ook relevant dat de werkgever niet de privé-communicatie van de werkneemster op het werk heeft gemonitord. Omdat de werkneemster voor privédoeleinden websites heeft bezocht met gebruikmaking van de kassa in de winkel woog haar belang bij het respecteren van haar privacy minder zwaar dan het belang van de werkgever om op grond van de recente zoekgeschiedenis te beoordelen of en in welke mate de werkneemster in strijd gehandeld had met de haar gegeven instructies. Het gerechtshof overweegt dat de reden voor het ontslag op staande voet is geweest. Ondanks eerdere waarschuwingen ongewenst internetten door de werkneemster terwijl er klanten in de winkel aanwezig waren. Hiervoor had de werkneemster geen oog, ondanks eerdere waarschuwingen. De werkgever heeft echter niet aangetoond dat er inderdaad klanten in de winkel waren in de bewuste tijdsperiode. Daarom is de dringende reden niet komen vast te staan. Omdat herstel gezien de verwijten jegens de werkgever, niet op de weg ligt, ontvangt werkneemster de transitievergoeding van €1.213,64 en een billijke vergoeding van €2.500,=.

Artikel 8 EVRM

Door het gerechtshof is geoordeeld dat de behoorlijk vergaande regel, waarin geheel geen gebruik van internet tijdens werktijd is toegestaan, geen strijd met het bepaalde in artikel 8 EVRM oplevert. In dit geval liep het voor de werkgever echter spaak door werkneemster op staande voet te ontslaan. En wel vanwege internetgebruik op het moment dat er klanten zouden zijn, terwijl er geen klanten bleken te zijn. Of een werkgever altijd is toegestaan dergelijke regels op te stellen, zal wellicht ook afhankelijk zijn van de aard van de werkzaamheden. En daarnaast in hoeverre privé online activiteiten aan de werkzaamheden in de weg staan.

Heeft u vragen over dit onderwerp of wilt u een op maat gesneden advies? Neemt u vooral contact op met onze gespecialiseerde arbeidsrechtadvocaten.

Recente berichten

Strafrecht

Familierecht

Civiel recht

Bestuursrecht