Vakantiewetgeving per 1 januari 2012
19 april 2012
Vanaf 2012 worden gedurende de hele ziekteperiode vakantiedagen opgebouwd. Daar staat tegenover dat ze wel sneller moeten worden opgenomen, namelijk binnen een half jaar na het jaar waarin ze zijn opgebouwd. Vakantiedagen uit 2012 kunnen dus tot uiterlijk 1 juli 2013 worden genoten.
Om ervoor te zorgen dat werknemers zich kunnen ontspannen, hebben zij sinds jaar en dag recht op betaald verlof. De wet kent als wettelijk minimum een vakantieaanspraak van viermaal de wekelijkse werktijd toe. Bij een fulltime dienstverband is dat aldus 20 dagen. Op basis van CAO’s of afspraken in de arbeidsovereenkomst heeft een werknemer in de praktijk vaak recht op meer vakantiedagen. Die extra dagen worden de bovenwettelijke vakantiedagen genoemd.
Eenmaal opgebouwde vakantiedagen verjaarden tot voor kort na vijf jaar. Voor het wettelijke minimum aan vakantiedagen is verandering in gekomen. De na 1 januari 2012 opgebouwde vakantiedagen vervallen een half jaar na het kalenderjaar waarin de vakantiedagen zijn opgebouwd.
Verjaring en verval
Een belangrijk onderscheid tussen verjaring en verval is dat verjaring kan worden gestuit, zoals dat heet, zodat een nieuwe termijn gaat lopen. Bij verval kan dat niet waardoor werknemers worden gestimuleerd hun vakantiedagen daadwerkelijk op te nemen.
Vakantiedagen opgebouwd in 2012 kunnen dus tot uiterlijk 1 juli 2013 worden genoten. De op die datum niet opgenomen vakantiedagen die zijn opgebouwd in 2012, vervallen. Dit tenzij de werknemer kan aantonen dat hij niet in staat is geweest zijn vakantiedagen op te nemen. Dat kan bijvoorbeeld het geval zijn wanneer de werkgever met een bijzonder zwaar rooster of takenpakket onvoldoende de mogelijkheid heeft geboden vakantiedagen op te nemen.
Voor de bovenwettelijke vakantiedagen geldt de nieuwe wetgeving niet. Dat betekent enerzijds dat deze dagen (net als voorheen) pas na 5 jaar verjaren. Anderzijds geldt dat bij een overeenkomst ten nadele van de werknemer van de wet kan worden afgeweken. Waar het de bovenwettelijke vakantiedagen betreft kan dus ook worden afgesproken dat deze juist éérder vervallen dan per 1 juli na het jaar waarin ze zijn opgebouwd.
Ook kan bijvoorbeeld ten aanzien van de bovenwettelijke vakantiedagen worden afgesproken dat wanneer een werknemer op vakantie ziek wordt, die ziektedagen tóch als vakantiedagen gelden. Dat dient dan overigens wél met instemming van de werknemer te gebeuren.
Langdurig zieke werknemers
Voor langdurig zieke werknemers gold onder het oude recht tot 1 januari 2012 dat zij enkel over de laatste 6 maanden van de ziekteperiode aanspraak hadden op vakantiedagenopbouw. In de nieuwe wetgeving bestaat geen onderscheid meer tussen zieke en gezonde werknemers waar het de opbouw en het verval van vakantiedagen betreft. Enkel wanneer de zieke werknemer aantoont dat hij niet in staat was vakantie te genieten, vervallen zijn vakantiedagen niet binnen een half jaar na het jaar van opbouw. Dit zal niet snel het geval zijn omdat van zieke werknemers wordt verwacht dat zij re-integreren in eigen of passende functie en zij dus tijdens die re-integratie vakantiedagen kunnen opnemen.
Tijdens ziekte wordt dus volledig vakantie opgebouwd. Voor het opnemen geldt dat echter ook. Werkt iemand wegens ziekte bijvoorbeeld slechts halve dagen, dan neemt hij tijdens vakantie toch héle dagen op.
De nieuwe wetgeving heeft geen terugwerkende kracht. Dat betekent dat de vakantiedagen die zijn opgebouwd vóór 1 januari 2012 pas 5 jaar na het jaar van opbouw verjaren. Onder het oude recht was uitgemaakt dat de oudste opgebouwde vakantierechten het eerst werden afgeboekt. Dit zodat láter opgebouwde vakantiedagen ook láter zouden verjaren. Nu de op te bouwen vakantiedagen na 1 januari 2012 eerder vervallen dan vakantiedagen die éérder zijn opgebouwd, zal een ingewikkelde boekhouding dienen te worden bijgehouden bestaande uit:
– opgebouwde vakantiedagen gespecificeerd naar het jaar van opbouw die vóór 1 januari 2012 zijn opgebouwd met als verjaringstermijn exact 5 jaar na afloop van het jaar van opbouw;
– opgebouwde vakantiedagen na 2012 tot het wettelijk minimum (vervallen exact 6 maanden na het jaar van opbouw);
– opgebouwde vakantiedagen na 2012 bóven het wettelijk minimum (bovenwettelijke dagen, verjaren behoudens andersluidende afspraken exact 5 jaar na het jaar van opbouw).
Neemt een werknemer een vakantiedag op dan dient die te worden afgeboekt op de vakantiedagen die het snelst vervallen/verjaren.