Rechter mag getuige niet telefonisch horen
23 januari 2020
Door: Melissa Slaghekke
In een strafzaak die is behandeld door het Gerechtshof ’s-Hertogenbosch is een secretaresse van de kliniek waar de verdachte werd behandeld telefonisch door het Hof als getuige gehoord. De volgende situatie deed zich voor. Bij het bespreken van de persoonlijke omstandigheden is door de verdediging benoemd dat verdachte een behandeling bij een kliniek positief heeft afgerond. De verdediging wilde dit graag nader onderbouwen en om die reden is de zitting geschorst. Tijdens de schorsing heeft de raadsvrouw gebeld met de kliniek waar verdachte is behandeld.
Telefoon op speaker
Na de onderbreking merkte de raadsvrouw op dat zij de secretaresse van de kliniek aan de telefoon had. Vervolgens zet ze haar telefoon op de speaker, zodat alle aanwezigen kunnen meeluisteren. De raadsvrouw geeft aan dat de secretaresse de behandeling kan bevestigen. De secretaresse leest vervolgens een eindbrief voor, geschreven door de psychiater en behandelaar van verdachte.
Verklaring secretaresse motiveerde Hof
Het Hof heeft de verklaring die de secretaresse per telefoon heeft afgelegd meegenomen in de strafoplegging. Althans het Hof heeft een deels voorwaardelijke straf opgelegd met als bijzondere voorwaarde dat verdachte zijn behandeling bij de kliniek zou voortzetten. Het Hof motiveerde dit door op te merken dat ‘is gebleken’ dat de behandeling van verdachte bij de kliniek niet op alle onderdelen positief is afgerond. Het Hof verwijst impliciet naar de door de secretaresse afgelegde verklaring.
Korte metten met telefonische verhoor
De Hoge Raad maakt korte metten met het telefonische verhoor van de secretaresse (HR 15 oktober 2019, ECLI:NL:HR:2019:1589, NJ 2019/430). De wet biedt niet de mogelijkheid om een getuige telefonisch te horen. Uitgangspunt is dat getuige ter zitting verschijnen om te worden gehoord (art. 287 lid 1 en 2 Sv). Ook als dat verhoor wordt uitbesteed aan de rechter-commissaris of raadsheer-commissaris.
Gehoord per videoconferentie
Art. 131a Sv geeft een uitbreiding op deze regeling, getuigen kunnen ook worden gehoord per videoconferentie. Uit de wetsgeschiedenis van het Besluit videoconferentie (Stb. 2006/275) blijkt dat er bewust niet is gekozen voor het telefonisch horen van getuigen. Enkel een geluidsverbinding zou immers het toetsen van de betrouwbaarheid van de verklaring van de getuige bemoeilijken. Om die reden moet sprake zijn van een beeld- en geluidsvideoverbinding. Dat was in deze zaak niet het geval. De wijze waarop het Hof de getuige telefonisch heeft gehoord is om de reden in strijd met de wet.
Getuige niet was beëdigd
In cassatie werd eigenlijk geklaagd dat de getuige niet was beëdigd en om die reden was gehoord in strijd met de wet. Dit bleef echter door de Hoge Raad onbesproken. De advocaat-generaal maakt in zijn conclusie bij het arrest van de Hoge Raad echter duidelijk dat als een verhoor niet is toegestaan, beëdiging niet aan de orde is.
Cassatieberoep verworpen
De Hoge Raad verwierp uiteindelijk het cassatieberoep nu er niet een rechtens te respecteren belang is bij cassatie. De secretaresse was immers op initiatief van de verdediging ‘gehoord’. Daarnaast is de straf van het Hof in het voordeel van verdachte uitgevallen ten opzichte van de straf die was opgelegd door de rechtbank. Bovendien had de verdediging zelf verzocht en ingestemd met de bijzondere voorwaarde van voortzetting van behandeling bij de kliniek.
Bekijk hier de uitspraak: https://uitspraken.rechtspraak.nl/inziendocument?id=ECLI:NL:HR:2019:1589