Geen celstraffen in hoger beroep voor ‘uithalers’ die verblijven op haventerrein
10 juni 2022
Het Gerechtshof Den Haag heeft op 3 juni jl uitspraak gedaan in de eerste zaken waarin verdachten waren veroordeeld voor de strafbaarstelling art. 138aa Sr – in de volksmond ook wel de ‘uithalerswet’. Sinds 1 januari 2022 is het strafbaar wederrechtelijk te verblijven op (onder meer) haventerreinen en luchthavens en kunnen daar maximumstraffen van 1 tot 2 jaar celstraf voor worden opgelegd. Er hoeft geen bewijs te zijn dat dit verblijf verband houdt met het uithalen van cocaïne of andere waardevolle spullen uit containers. Dit leverde in Rotterdam al snel veroordelingen op, regelmatig worden daar op het besloten haventerrein personen aangetroffen die daar niets te zoeken hebben. Ze houden zich op tussen containerstacks, of zelfs in opgestapelde containers.
Al op 28 februari 2022 werd door de Rechtbank Rotterdam een uitgebreid vonnis uitgesproken waarin uitgangspunten werden gegeven voor de strafoplegging bij dit feit, alleen celstraffen zouden volgens dat vonnis voldoende afschrikwekkend effect hebben. De opgelegde celstraffen – tussen de 3 en ruim 5 maanden – vond het Openbaar Ministerie echter niet hoog genoeg, er volgde hoger beroep. In de tussentijd werden vele verdachten op (super)snelrechtzittingen in Rotterdam veroordeeld tot gevangenisstraffen, conform de uitgangspunten van de rechtbank. Het Gerechtshof Den Haag vindt nu echter een heel andere strafoplegging passend. Als uitgangspunt bij een first offender voor dit feit dient een taakstraf en voorwaardelijke gevangenisstraf te volgen. Het Gerechtshof zet duidelijk uiteen dat ook taakstraffen bij dit type delict voldoende afschrikwekkend werken.
Onze Rotterdamse advocaat Desiree de Jonge stond inmiddels in Rotterdam meerdere verdachten bij in dit soort zaken en reageerde op Crimesite: