Vrijspraak gewapende woningoverval
26 februari 2021
Door: Rachel Bruinen
DNA op verplaatsbare objecten, hoe zit dat?
Inleidend
Op 4 februari jl. heeft de Rechtbank Amsterdam onze cliënt vrijgesproken van betrokkenheid bij een gewapende woningoverval. Volgens de officier van justitie was de betrokkenheid van cliënt bij deze woningoverval komen vast te staan doordat hij in de nacht van de overval telefonisch contact heeft gehad met de medeverdachte en doordat zijn DNA-materiaal op een kogelpatroon in de woning is aangetroffen.
DNA-materiaal op een verplaatsbaar object
De verdediging heeft bepleit dat het telefonische contact niets zegt over betrokkenheid bij de woningoverval. De inhoud van die gesprekken bevonden zich immers niet in het dossier en het contact was niet opvallend. Daarnaast heeft de verdediging bepleit dat DNA-materiaal op een verplaatsbaar object niet maakt dat het cliënt is geweest die in de woning is geweest. Niet kan worden vastgesteld op welk moment het DNA-materiaal op de kogelpatroon is terecht gekomen. DNA op een verplaatsbaar object, waarvoor cliënt bovendien een verklaring heeft gegeven, is eenvoudigweg onvoldoende om tot een bewezenverklaring te kunnen komen.
De Rechtbank was het daarmee eens. Door de verdediging is volgens de rechtbank voldoende aannemelijk gemaakt dat de aangestraalde zendmasten ook vanuit de woning van verdachte zijn aan te stralen. Het DNA-materiaal is bovendien aangetroffen op een verplaatsbaar object en uit de bewijsmiddelen blijkt niet op welk moment het DNA van verdachte op de kogelpatroon is terechtgekomen. Het door verdachte geopperde alternatief over hoe dat DNA daarop kan zijn terecht gekomen, kan volgens de rechtbank onvoldoende worden uitgesloten.
DNA-bewijs
DNA-bewijs speelt in strafzaken een steeds grotere rol. Steeds meer DNA-profielen van veroordeelden bevinden zich in de DNA-database, waardoor de kans op een DNA-match bij het aantreffen van sporen op een plaats delict groter wordt. Wanneer dat DNA-materiaal zich op een verplaatsbaar object bevindt, roept dat de vraag op welke gevolgen dit heeft voor het bewijs. DNA-materiaal op dergelijke objecten bewijst namelijk niet dat iemand ten tijde van een strafbaar feit ook aanwezig is geweest of op andere wijze betrokken is geweest bij een strafbaar feit. In hoeverre moet je als verdachte een aannemelijke verklaring geven voor de aanwezigheid van jouw DNA-materiaal? En maakt het uit of een verdachte zich daarbij op zijn zwijgrecht beroept? Aan de hand van een aantal uitspraken wordt bekeken hoe rechtbanken en hoven plegen om te gaan met DNA op verplaatsbare objecten.
Rechtspraak
Handschoenen op de plaats waar een inbraak heeft plaatsgevonden. Dat blijkt meer dan eens voor te komen. Het blijkt daarbij van belang op welke plaats het DNA-materiaal precies is aangetroffen. Zo oordeelde het Gerechtshof Den Bosch op 27 februari 2020 dat DNA-materiaal aan de binnenzijde van handschoenen vele male relevanter zijn dan een match met DNA aan de buitenzijde daarvan. Het ging in die zaak om een woninginbraak waarbij een getuige heeft gezien dat de ene dader over de schutting spullen aangaf aan de andere dader, die in de brandgang stond. In die brandgang werd een paar handschoenen aangetroffen waar aan de binnenzijde DNA-materiaal van verdachte werd aangetroffen. Het hof oordeelde dat DNA-sporen aan de buitenzijde ook kunnen ontstaan door vluchtig contact, zoals een handdruk of een niesbui, terwijl sporen aan de binnenzijde in het algemeen door gebruik zullen ontstaan. De verklaring van de verdachte dat hij voor zijn werk veelvuldig handschoenen heeft gedragen, was volgens het hof onvoldoende aannemelijk. Het kon volgens het hof dan ook niet anders dan dat deze verdachte de diefstal heeft gepleegd samen met de hem bekende medeverdachte. De diefstal werd door het hof wettig en overtuigend bewezen verklaard.
Bewezenverklaring
In een soortgelijke zaak kwam het Hof Arnhem Leeuwarden op 8 augustus 2018 eveneens tot een bewezenverklaring. In die zaak werden eveneens handschoenen aangetroffen in een woning waar was ingebroken. Aan de binnenzijde van die handschoenen zat het DNA-profiel van verdachte en verdachte beriep zich hoofdzakelijk op zijn zwijgrecht. In dergelijke situaties mag volgens het hof van de verdachte een concrete en verifieerbare verklaring worden verwacht. Het is niet aannemelijk dat de handschoenen op andere wijze dan door de verdachte zelf in de woning zijn terechtgekomen, waardoor de DNA-match samen met de aangifte voor het hof voldoende bewijs betrof.
In bovengenoemde zaken zijn de gerechtshoven kortom op basis van DNA-materiaal op een verplaatsbaar object, zonder al te veel steunbewijs, tot een bewezenverklaring voor inbraken gekomen. Vonnissen en arresten waarin tot een vrijspraak is gekomen doordat het DNA-materiaal zich op een verplaatsbaar object bevond, zijn er eveneens. Een aantal voorbeelden.
Overval groothandel
Allereerst sprak het Hof Amsterdam vrij in een zaak waarin een groothandel werd overvallen. De overvallers sloegen op de vlucht nadat een personeelslid van de groothandel de gezichtsbedekking van een van de overvallers had verwijderd. In de groothandel werd vervolgens een trui, boxershirt en een muts aangetroffen die niet aan een van de personeelsleden toebehoorden. Op deze goederen werden mengprofielen aangetroffen, met een hoofdprofiel van de verdachte. Het Hof heeft daarover geoordeeld dat contaminatie van de sporen niet is uit te sluiten, de kledingstukken lagen namelijk op elkaar. Daarom blijft de mogelijkheid open dat de overvaller een van de verdachte geleend of gekregen kledingstuk heeft gedragen dat de overige kledingstukken vervolgens kan hebben besmet. Niet met voldoende zekerheid kan worden vastgesteld dat de verdachte via direct contact zijn DNA heeft achtergelaten op de kledingstukken. Deze verdachte werd dan ook vrijgesproken.
DNA op schroevendraaier
Ook de Amsterdamse Rechtbank kwam op 5 februari 2019 tot een vrijspraak in een zaak waar DNA op verplaatsbare objecten een rol speelde. Net als in de zaak van onze cliënt, oordeelde de Rechtbank in deze zaak dat het door de verdachte geopperde alternatief voor zijn DNA op een verplaatsbaar object (een schroevendraaier) niet kan worden uitgesloten.
DNA op bivakmuts
Op 1 augustus 2019 kwam de Amsterdamse Rechtbank eveneens tot een vrijspraak. In die zaak was na een gewapende woningoverval op 100 meter vanaf de woning een zwarte bivakmuts aangetroffen. De rechtbank oordeelde dat vast staat dat de bivakmuts door een van de overvallers is gedragen en dat de verdachte deze bivakmuts op enig moment ook heeft gedragen, maar daaruit volgt niet noodzakelijkerwijs dat de verdachte de muts tijdens deze woningoverval heeft gedragen en dus een van de overvallers is. De muts is immers een verplaatsbaar object, terwijl niet kan worden vastgesteld wanneer het DNA van de verdachte op de muts is terechtgekomen. De verklaring van de verdachte kan bovendien niet als ‘volstrekt onaannemelijk’ terzijde worden geschoven, nu er ook DNA van een ander onbekend gebleven persoon op de bivakmuts ia aangetroffen. De mogelijkheid bestaat dat iemand anders de muts tijdens de overval heeft gedragen. Dat uit het dossier volgt dat deze verdachte informatie heeft over de woningoverval, in contact staat met één van de overvallers en met andere personen die in het opsporingsonderzoek naar voren zijn gekomen, maakt niet dat verdachte ook zelf bij de overval aanwezig was.
Bloed op papier
Zoals in elke zaak het geval moet ook bij het aantreffen van DNA-materiaal op een verplaatsbaar object voldoende duidelijkheid bestaan over de precieze plek waar het DNA-materiaal is aangetroffen en de omstandigheden waaronder dat DNA-materiaal is aangetroffen. Dat was volgens de Haagse Rechtbank in de volgende zaak niet het geval. Bij een inbraak in een bedrijfspand werd op een A3-papier een bloedspoor aangetroffen dat mogelijk van de verdachte afkomstig was. De rechtbank vond het dossier in die zaak onvoldoende duidelijk. Zo bleek niet hoe het papier eruit zag, of het tot een prop was gemaakt, of het druppels of vegen betrof en of het papier wellicht al vóór de inbraak aanwezig was. Het alternatieve scenario van verdachte dat hij vaker een bloedneus krijgt, zijn neus afveegt aan papier en dat dit papier door iemand kan zijn meegenomen, kan niet worden uitgesloten. Dat maakt dat hij wordt vrijgesproken.
DNA op plastic zak
Een laatste uitspraak die het vermelden waard is, ziet op de eventuele betrokkenheid bij een gewapende woningoverval. In die zaak werd bij een woningoverval een DNA-profiel aangetroffen op het hengsel van een plastic Albert Heijn tas en op een zich in die tas bevindend zakje met tie-wraps. Nu het DNA-materiaal betreft op een verplaatsbaar object, is het aantreffen van de DNA-profielen voor de rechtbank onvoldoende om te komen tot een bewezenverklaring. De vraag is dan of er voldoende steunbewijs is. Het steunbewijs waarnaar de officier van justitie heeft verwezen, te weten camerabeelden op de plaats delict, tie-wraps die in de woning van verdachte zijn aangetroffen, een foto van een wapen en enkele tapgesprekken, zijn volgens de rechtbank onvoldoende belastend voor verdachte om als steunbewijs te kunnen dien naast de op de plaats delict aangetroffen DNA-profielen. De rechtbank spreekt deze verdachte dan ook vrij.
Afrondend
DNA-materiaal op een verplaatsbaar object kan ervoor zorgen dat je verdacht wordt van een strafbaar feit waarmee je niets te maken hebt. Een korte blik op de jurisprudentie wijst uit dat DNA op een verplaatsbaar object niet in alle gevallen tot een vrijspraak zal leiden. Van belang is de vraag waar het DNA-materiaal precies is aangetroffen: op welk object en op welke plaats van dat object. In de meeste gevallen blijkt steunbewijs een vereiste, hoewel in sommige zaken zelfs zonder (stevig) steunbewijs tot een bewezenverklaring lijkt te zijn gekomen. Daarnaast blijkt van groot belang of een verdachte over het aantreffen van dat DNA-materiaal een aannemelijke verklaring heeft afgelegd. Hoewel zwijgrecht niet ‘tegen’ een verdachte mag worden gebruikt, lijkt een beroep op zwijgrecht ook in deze situaties wel degelijk in het nadeel mee te wegen in de beoordeling. Het kan in voorkomende gevallen raadzaam te zijn een verklaring af te leggen over de manier waarop het DNA op het object is terechtgekomen.