Naar meer eendaadse samenloop en voortgezette handeling?
27 mei 2019
Door: Melissa Slaghekke
Eendaadse samenloop
Het Wetboek van Strafrecht (‘Sr’) kent een regeling die ziet op de samenloop van strafbare feiten. Bij eendaadse samenloop (art. 55 Sr) valt één feit onder meerdere strafbepalingen, waarbij slechts één van die bepalingen wordt toegepast. Een verdachte kan slechts veroordeeld worden tot de maximale strafbedreiging die is gesteld op de strafbepaling met de zwaarste hoofdstraf. Staan meerdere feiten, die elk op zichzelf een misdrijf of overtreding opleveren, in zodanig verband dat zij moeten worden beschouwd als één voortgezette handeling, dan wordt slechts één strafbepaling toegepast. Het betreft de voortgezette handeling (art. 56 Sr).
Eén wilsbesluit
Kenmerkend is dat er sprake is van één wilsbesluit. Net als bij de eendaadse samenloop kan een verdachte slechts worden veroordeeld tot de maximale strafbedreiging die is gesteld op de strafbepaling met de zwaarste hoofdstraf. Indien tussen de feiten een zodanig verband ontbreekt, waardoor er sprake is van op zichzelf staande gedragingen, wordt gesproken van ‘meerdaadse samenloop’ (art. 57 Sr). In dit geval is de maximale strafbedreiging niet meer dan een derde boven het hoogste strafmaximum van de toepasselijke strafbepalingen. De samenloopregeling vervult een belangrijke functie bij het voorkomen van onevenredige bestraffing in het geval van gelijktijdige berechting van sterk samenhangende feiten.
Samenloopregeling
De Hoge Raad heeft in 2017 een aantal uitspraken gedaan over de toepassing van de samenloopregeling (HR 20 juni 2017, ECLI:NL:2017:1111 tot en met ECLI:NL:HR:2017:1115). In 2018 zijn hier nog een tweetal vervolgbeslissingen aan toegevoegd (HR 5 juni 2018, ECLI:NL:HR:2018:831 en HR 3 juli 2018, ECLLI:NL:2018:1068). Daarvoor kwam de samenloopregeling niet vaak aan de orde. Er is veelal geen belang is bij een klacht in cassatie. De opgelegde straf ligt namelijk vaak ver onder het strafmaximum dat zou geleden als wel zou worden uitgegaan van eendaadse samenloop of voortgezette handeling. In feitelijke aanleg bij de rechtbank of het gerechtshof kan eventuele samenloop wel van belang zijn.
Eendaadse samenloop en de voortgezette handeling
De Hoge Raad geeft in bovenvermelde arresten enige algemene overwegingen over de eendaadse samenloop en de voortgezette handeling. Samengevat overweegt de Hoge Raad dat het voor eendaadse samenloop vooral neer komt op de vraag of de bewezenverklaarde gedragingen in die mate een samenhangend, zich min of meer op dezelfde tijd en plaats afspelend, feitencomplex opleveren dat de verdachte daarvan (in wezen) één verwijt kan worden gemaakt. Wat betreft de voortgezette handeling komt het erop aan of de verschillende bewezenverklaarde, elkaar in tijd opvolgende gedragingen (ook met betrekking tot ‘het wilsbesluit’) zo nauw met elkaar samenhangen dat de verdachte daarvan (in wezen) één verwijt wordt gemaakt.
Feitelijke correctie
Het toepassingsbereik van art. 55 en art. 56 Sr is ruimer dan wellicht kon worden afgeleid uit eerder rechtspraak waarin vooral de verschillen in de strekking van de betrokken strafbepalingen centraal stonden. De Hoge Raad benadrukt de ruimte voor de feitenrechter om een (sterkere) ‘feitelijke correctie’ te hanteren: bij een niet al te groot verschil in strekking van de strafbepalingen waaronder de bewezenverklaarde feiten zijn gekwalificeerd, kan toch tot eendaadse samenloop respectievelijk voorgezette handeling worden besloten. Anderzijds is deze correctie is weer niet zodanig dat de ruimte voor meerdaadse samenloop voortaan heel sterk is ingeperkt.
Inbraak en diefstal auto
Illustratief is dat de Hoge Raad in een uitspraak van 20 juni 2017 (ECLI:NL:HR:2017:1112),NJ2019/112,
oordeelde dat het Hof kon oordelen dat de inbraak in een woning en de daaropvolgende diefstal van een auto met behulp van de bij die inbraak weggenomen autosleutel, meerdaadse samenloop oplevert. Reden was dat de bewezenverklaarde gedragingen verschillen wat betreft tijd en plaats, bij de inbraak meer goederen dan alleen de autosleutel zijn weggenomen en terzake geen verweer is gevoerd. De Hoge Raad benadrukt in de ‘samenloop’-jurisprudentie dat de zeer beperkte toets in cassatie niet zal veranderen.