Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk: forse ontnemingsvordering van tafel | Cleerdin & Hamer Advocaten

Hoge Raad: billijke vergoeding is niet punitief

18 augustus 2017

De Hoge Raad heeft recent in een baanbrekend arrest een aantal knopen doorgehakt met betrekking tot de billijke vergoeding. De billijke vergoeding die werknemers bovenop de transitievergoeding kunnen ontvangen heeft géén punitief (bestraffend) karakter, zo oordeelt de Hoge Raad. Bovendien moeten persoonlijke omstandigheden worden meegewogen bij de bepaling van de hoogte ervan.

Kapster

Het ging in deze zaak om een kapster die al sinds 1989 werkzaam was in een kapsalon voor 4,5 uur per week, waar zij € 224,51 bruto per maand mee verdiende. De kapperszaak kreeg in 2013 twee nieuwe eigenaren, met wie de kapster een conflict kreeg. In januari 2014 stellen de nieuwe eigenaren voor dat de kapster de zaak verlaat door middel van een ontslag met wederzijds goedvinden, zonder dat haar een ontslagvergoeding wordt betaald.

De kapster doet een tegenvoorstel om uit dienst te treden met een ontslagvergoeding gelijk aan de neutrale kantonrechtersformule (die voor de invoering van de Wet Werk en Zekerheid veel werd gebruikt om de hoogte van een ontslagvergoeding te bepalen). De kapster en kapperszaak komen er niet uit.

UWV procedure

Vervolgens laten de nieuwe eigenaren – als pesterij? – de kapster schoonmaakwerkzaamheden verrichten en mag zij geen klanten meer knippen. De kapperszaak probeert vervolgens opnieuw om van de kapster af te komen, dit keer via de aanvraag van een ontslagvergunning bij het UWV. In die procedure vangt de kapperszaak bot: de kapster mag niet ontslagen worden.

Conflict over vakantie

Het conflict verdiept zich vervolgens nóg verder. De kapster wil namelijk op vakantie, maar de kapperszaak wil haar geen toestemming hiervoor geven. De kapster e-mailt aan haar baas:

‘Zoals eerder vermeld [h]ebben jullie niet binnen twee weken gereageerd en sta ik in mijn recht om week 31 en 32 met vakantie te gaan. Dus bij deze ga ik twee weken van mijn vakantie genieten.’

Ze gaat vervolgens gewoon op vakantie. Bij thuiskomst vindt ze een brief op de deurmat waarin haar wordt medegedeeld dat haar dienstverband per direct beëindigd wordt. Een onregelmatige opzegging dus (want in strijd met de wet).

Kantonrechter en hof

De kapster stapt vervolgens naar de rechter. Ze berust in het ontslag, maar vraagt om de transitievergoeding en daarbovenop een billijke vergoeding van € 57.699,07, het salaris dat zij tot aan haar pensioen ontvangen zou hebben. De kapster krijgt inderdaad een billijke vergoeding, maar die is wel een stuk lager dan het bedrag waarop zij hoopte.

De kantonrechter kent namelijk een bedrag toe van € 4.000,– en overweegt dat de billijke vergoeding een ‘punitief’ karakter dient te hebben. Dat wil zeggen: dat het handelen van een werkgever met toekenning van een (hoge) billijke vergoeding bestraft moet worden. In het geval van de kapster vond de kantonrechter een vergoeding van € 4.000,– kennelijk voldoende bestraffend (de vergoeding bedraagt bijna 1,5 een jaarsalaris voor de kapster). De kantonrechter oordeelt daarnaast dat bij het bepalen van de billijke vergoeding geen rekening dient te worden gehouden met de gevolgen van het ontslag.
De kapster gaat hierna in hoger beroep. Het hof bevestigt de uitspraak van de kantonrechter en de kapster schiet hier dus niet veel mee op. Vervolgens wendt ze zicht tot de Hoge Raad.

Hoge Raad

De Hoge Raad oordeelt, anders dan de kantonrechter en het hof, dat de billijke vergoeding geen specifiek bestraffend karakter heeft. Daarnaast beslist de Hoge Raad dat de gevolgen van het ontslag voor de werknemer bij het vaststellen van de billijke vergoeding wèl een rol spelen, voor zover de gevolgen van het ontslag zijn toe te rekenen aan het aan de werkgever te maken verwijt.

Criteria

De Hoge Raad geeft een aantal criteria dat bij het vaststellen van de hoogte van de billijke vergoeding vanwege een vernietigbare opzegging gebruikt kan worden. Het gaat daarbij om:

  • de verdere duur van de arbeidsovereenkomst als de opzegging vernietigd was;
  • of de werkgever de arbeidsovereenkomst ook op rechtmatige wijze zou hebben kunnen beëindigen en op welke termijn dit vermoedelijk zou zijn gebeurd;
  • het inkomen dat de werknemer zou hebben genoten als de opzegging zou zijn vernietigd;
  • de mate waarin de werkgever van de grond voor de vernietigbaarheid van de opzegging een verwijt valt te maken;
  • of de werknemer inmiddels ander werk heeft gevonden, met de inkomsten die hij daaruit dan geniet en met de (andere) inkomsten die hij in redelijkheid in de toekomst kan verwerven;
  • de eventueel aan de werknemer toekomende transitievergoeding.

Conclusie

Met het arrest van de Hoge Raad is een einde gekomen aan de onzekerheid over het karakter van de billijke vergoeding: deze is definitief niet bedoeld als strafmaatregel.

De billijke vergoeding mag dan wel niet punitief zijn, maar de Hoge Raad waarschuwt: werkgevers kunnen niet (langer) voor een vernietigbare opzegging kiezen, omdat dit voor hen voordeliger is dan het op de juiste wijze beëindigen van een arbeidsovereenkomst.

De billijke vergoeding kan immers worden vastgesteld over misgelopen loon na de vernietigbare opzegging waarmee de billijke vergoeding behoorlijk fors kan uitvallen voor de werkgever. Dat zal bijvoorbeeld het geval zijn bij een oude werknemer met slechte kansen op de arbeidsmarkt: de periode waarover de schade wordt berekend kan zich tot over enkele jaren uitstrekken en misschien wel tot aan het pensioen.

Recente berichten

Strafrecht

Familierecht

Civiel recht

Bestuursrecht