Cassatie in het belang der Puzzelwet USB
6 februari 2020
Op 1 januari 2020 is de Wet USB (‘Uitvoeringsketen Strafrechtelijke Beslissingen’) in werking getreden, die beoogt te voorzien in stroomlijning van de tenuitvoerlegging van straffen en maatregelen. De wet is onderdeel van de modernisering van het Wetboek van Strafvordering. Als belangrijkste wijziging wordt genoemd dat de verantwoordelijkheid voor de tenuitvoerlegging van straffen verschuift van het OM naar het Ministerie van Justitie en Veiligheid, meer in het bijzonder naar het nieuw opgerichte Administratie- en InformatieCentrum voor de Executie (AICE) van het CJIB.
Het AICE van het CJIB zal de rechterlijke uitspraken die worden aangeleverd door het OM uitzetten bij uitvoeringsinstanties zoals het OM en het CJIB (cirkeltje rond), maar ook bij de gevangenissen en de reclassering, en daarop toezicht houden. Volgens de minister is efficiënt straffen belangrijk voor het rechtssysteem en dan is het voorspelbaar dat de keuze valt op het doorgaans onwrikbare CJIB.
De Wet USB
De Wet USB brengt concreet een groot aantal wetswijzigingen mee. Soms met enkel een omnummering van artikelen (art. 89 Sv wordt art. 533 Sv en art. 591a Sv wordt art. 530 Sv); vaak met omvangrijke inhoudelijke wijzigingen zoals omtrent gerechtelijke mededelingen (art. 36a t/m 36n Sv).
Om aan overzichtelijkheid te winnen, wordt voor de bepalingen omtrent straffen en maatregelen een geheel nieuwe Titel ‘Taken en Bevoegdheden’ geïntroduceerd. Deze titel kent een duidelijke maar afwijkende artikelsgewijze behandeling die zo veelomvattend is dat het duizelt.
In strijd met een eerlijk proces
Een voorbeeld van een verstrekkende bepaling die een flinke puzzel oplevert, is art. 6:6:7 Sv (nieuw): “Een rechterlijke beslissing als bedoeld in deze titel is niet aan enig gewoon rechtsmiddel onderworpen, voor zover in dit hoofdstuk niet anders is bepaald.” De Rechtbank Gelderland ontwarde deze bepaling voor de kwestie dat hoger beroep ten aanzien van een veroordelend vonnis niet hoger beroep tegen een toewijzing van de vordering tenuitvoerlegging in dat vonnis betekent, achtte die nieuwe situatie in strijd met een eerlijk proces en wees daarom de vordering af. “Eenvoudig gezegd: de [verdachte] moet straf ondergaan (de eerdere voorwaardelijke veroordeling) om een reden (plegen nieuw strafbaar feit) die later geen stand blijkt te houden (alsnog vrijspraak). Dit komt er op neer dat die verdachte de eerdere voorwaardelijke straf dan dus heeft of zal ondergaan, niet omdat hij voor een nieuw strafbaar feit onherroepelijk is veroordeeld, maar alleen omdat hij verdachte is geweest in een nieuwe strafzaak. Uit de wetsgeschiedenis blijkt niet dat de wetgever zich hierover heeft uitgelaten.” En dan laat de ironie zich gelden: binnen een maand na de inwerkingtreding van de Wet USB die tot doel heeft overzicht en duidelijkheid te verschaffen, kondigt de PG bij de Hoge Raad aan cassatie in het belang der wet in te stellen om alsnog duidelijkheid te verkrijgen.