Boei(t) mij niet! - Verplichte verschijning in de Rechtbank? | Cleerdin & Hamer Advocaten

Boei(t) mij niet!

6 augustus 2021

Door: Rachel Bruinen & I. de Bruijne

Strafvermindering door vormverzuim transportboeien

Iedereen kent het beeld uit films en series waarbij een verdachte bij zijn aanhouding in de boeien wordt geslagen en met die handboeien in de politieauto wordt gezet. Met dat beeld voor ogen, kan de indruk bestaan dat het dragen van handboeien tijdens een transport naar het politiebureau (transportboeien) een vanzelfsprekendheid betreft. Dat is niet het geval. De politie moet zich aan de zogeheten Ambtsinstructie houden en moet in een specifiek geval de afweging maken of de veiligheidsrisico’s het aanbrengen van de handboeien noodzakelijk maken.

In de praktijk blijkt echter dat de politie verdachten met regelmaat vervoert met handboeien zonder dat is gemotiveerd waarom die handboeien noodzakelijk zouden zijn. Dat is niet alleen oncomfortabel, denigrerend en onnodig, maar ook in strijd met de wet. Op 21 mei jl. heeft de politierechter van de Rechtbank Midden-Nederland in een zaak van onze cliënt een beroep op dit vormverzuim gehonoreerd. De verdediging heeft zich in die zaak op het standpunt gesteld dat ten onrechte transportboeien zijn aangelegd. Dat die transportboeien noodzakelijk zouden zijn, was niet gemotiveerd. De politierechter was het met de verdediging eens dat dit een onherstelbaar vormverzuim betreft en dat strafvermindering op zijn plaats was.

De Ambtsinstructie

Hoe zit dit juridisch? Wanneer de politie transportboeien wil aanleggen, moet zijn voldaan aan de vereisten zoals die zijn in de Ambtsinstructie voor de politie, de Koninklijke marechaussee en andere opsporingsambtenaren. In artikel 22, tweede lid, van de Ambtsinstructie staat dat transportboeien alleen mogen worden aangelegd indien de feiten of omstandigheden dit redelijkerwijs vereisen met het oog op gevaar voor ontvluchting, dan wel met het oog op gevaar voor de veiligheid of het leven van de desbetreffende persoon, de ambtenaar of derden. Dat betekent dat de politie moet opschrijven waarom het vermoeden bestond dat de verdachte wel eens de benen zou kunnen nemen of waaruit dat gevaar voor de verdachte zelf, de agenten of voor anderen zou bestaan. Als dat niet wordt gemotiveerd, valt de inzet van die transportboeien niet te controleren.

Onherstelbaar vormverzuim

In de zaak zoals die op 21 mei aan de rechtbank voorlag, stond in het proces-verbaal van aanhouding in algemene zin gemotiveerd dat transportboeien zijn aangelegd in verband met ‘de verdenking’, ‘de onbekendheid van de verdachte’ en ‘de wijze waarop het vervoer plaatsvond’. Uit deze algemene motivering kan wat de verdediging niet worden getoetst of is voldaan aan de eisen die de Ambtsinstructie stelt. Dat die inzet noodzakelijk zou zijn geweest en dat de inzet voldoet aan de eisen die de Ambtsinstructie stelt, blijkt niet uit deze motivering. Naar het standpunt van de verdediging was daarmee sprake van een onherstelbaar vormverzuim in de zin van artikel 359a Wetboek van Strafvordering. Daarbij is gewezen op een arrest van het Amsterdamse Hof van 24 juni 2016. In die zaak was het gerechtshof van oordeel dat in het dossier niets was opgeschreven over feiten of omstandigheden die maakten dat het aanleggen van transportboeien redelijkerwijs noodzakelijk zou zijn. Dat maakte het gebruik van transportboeien onrechtmatig. In die zaak besloot het hof echter dat dit geen consequenties moest hebben voor de verdachte. Van concreet nadeel voor de verdachte – afgezien van enig ongemak – was niet gebleken.

Strafvermindering

De verdediging heeft de Utrechtse politierechter gevraagd verder te gaan dan het Amsterdamse hof en een consequentie aan het vormverzuim te verbinden, namelijk strafvermindering. De Rechtbank Amsterdam deed dit op 17 juli 2019 ook. In die zaak werd door de advocaat van de verdachte gemotiveerd gevraagd een consequentie te verbinden aan het vormverzuim. De politierechter oordeelde dat het punt van deze raadsman terecht was: op grond van de Ambtsinstructie moet er een goede reden zijn om een verdachte te boeien. Die reden moet bovendien worden omschreven in het proces-verbaal. De politierechter geeft aan dat dit verzuim wel vaker voorkomt. Om het belang van dit voorschrift te benadrukken, zal de politierechter een lagere straf opleggen dan door de officier van justitie geëist.

Ook de Utrechtse Politierechter in de zaak van onze cliënt was van oordeel dat niet kon worden volstaan met alleen de constatering van het vormverzuim. Het nadeel dat cliënt heeft geleden bestond uit de schending van de lichamelijke integriteit. Bovendien wilde ook deze politierechter een signaal afgeven aan de politie dat transportboeien niet zo maar aangelegd mogen worden. De noodzaak hiervan moet goed worden gemotiveerd en als dat niet gebeurt, heeft dat consequenties.

Conclusie

In de Ambtsinstructie zijn regels neergelegd waaraan de politie zich moet houden. Die regels zijn er niet voor niets. Hoewel de politie met het aanleggen van transportboeien soms wat onverschillig lijkt om te gaan, kan het onnodig of ongemotiveerd inzetten van transportboeien een vormverzuim opleveren dat tot strafvermindering kan leiden. Onnodig boeien, boeit dus wel degelijk!

Recente berichten

Strafrecht

Familierecht

Civiel recht

Bestuursrecht