Detentiefasering in 2021: #freethepeople
6 oktober 2020
Door: Rachel Bruinen
De social media hashtag ‘freethepeople’ hield de gemoederen flink bezig. Op social media werd door een groep bekende Nederlanders en influencers opgeroepen in verzet te komen tegen de geldende coronamaatregelen. De vrijheden van burgers zouden te zeer worden beperkt door het coronabeleid en mensen moesten hun vrijheden terugkrijgen.
Voorwaardelijke invrijheidsstelling
De gemoederen in het strafrecht werden op het gebied van vrijheden met name bezig gehouden door het in juni 2020 aangenomen wetsvoorstel Straffen en Beschermen. Dit wetsvoorstel heeft grote consequenties voor de vrijheden van gedetineerden in het kader van de detentiefasering en in het kader van de voorwaardelijke invrijheidsstelling. De nieuwe wet treedt naar verwachting in mei 2021 in werking en dat betekent dat vanaf volgend jaar het nodige gaat veranderen.
Niet automatisch vrij
In het Regeerakkoord 2017-2021 genaamd ‘Vertrouwen in de toekomst’ is opgenomen dat het stelsel van voorwaardelijke invrijheidsstelling wordt gewijzigd. Veroordeelden zullen niet meer automatisch in aanmerking komen om voorwaardelijk in vrijheid te worden gesteld. Daarnaast zal de periode waarin een veroordeelde via een voorwaardelijke invrijheidsstelling kan werken kan werken aan resocialisatie worden gehandhaafd op één derde van de opgelegde straf, maar met een maximum van twee jaar.
Detentiefasering blijft gehandhaafd
Daarnaast is in het regeerakkoord opgenomen dat detentiefasering blijft gehandhaafd, om op deze manier gedetineerden optimaal te kunnen voorbereiden op terugkeer in de samenleving. Met het wetsvoorstel ‘Straffen en Beschermen’ geeft de regering uitvoering aan de plannen zoals in het Regeerakkoord opgenomen.
RSJ heeft kritiek
De Raad voor Strafrechtstoepassing en Jeugdbescherming (RSJ) heeft advies uitgebracht over het wetsvoorstel. De RSJ heeft zich kritisch uitgelaten over de nieuwe wet en heeft aangegeven dat het de RSJ niet helder is welk probleem de wetgever wil oplossen. Het wetsvoorstel lijkt vooral te aan de maatschappelijke discussie die over het strafrechtsysteem en de strafmaat wordt gevoerd wordt, terwijl de voorwaardelijke invrijheidsstelling en detentiefasering hier buiten staan. Goede voorlichting over het belang van resocialisatie is volgens de RSJ gewenst.
Wetsvoorstel aangenomen in Eerste Kamer
Ondanks de kritische opmerkingen van de RSJ over de vraag welke meerwaarde de nieuwe wet heeft, is het wetsvoorstel in juni 2020 door de Eerste Kamer aangenomen en zullen gedetineerden zich vanaf halverwege 2021 geconfronteerd zien met deze nieuwe werkelijkheid op het gebied van voorwaardelijke invrijheidsstelling en detentiefasering. Op dit laatste wordt nader ingegaan.
Uitgangspunt: ‘Gedrag telt’
Resocialisatie is één van de doelen van detentie en is neergelegd in artikel 2 lid 2 van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw). De RSJ is van mening dat in het wetsvoorstel de nadruk meer ligt op het strafdoel vergelding dan op resocialisatie. Een uitgangspunt van de nieuwe wet is ‘gedrag telt’. Dat betekent dat de persoonsgerichte benadering van de gedetineerde en de inzet op gedragsverandering centraal zou moeten staan. Door de minister wordt hierover opgemerkt dat DJI daarvoor een werkproces heeft ingericht. Zo zou de integrale intake zijn geïntroduceerd waardoor na binnenkomst van een gedetineerde door DJI, de reclassering en de gemeente een beeld wordt gegeven van de gedetineerde. Wie is hij/zij, welke problematiek heeft hij/zij, welke risico’s zijn er en aan welke ontwikkeling en basisvoorwaarden (denk hierbij aan wonen en schulden) moet worden gewerkt. Deze punten worden vervolgens in een persoonlijk detentie- en re-integratieplan opgenomen.
Wijzigingen in detentiefasering
In eerdere plannen werd aangekondigd dat de detentiefasering aanzienlijk zou komen te veranderen of zelfs gedeeltelijk zou komen te vervallen. Dat is gelukkig niet gebeurd. Toch bevat de wet ook wijzigingen op het gebied van detentiefasering. Bovendien volgt een nadere uitwerking van de detentiefasering in de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting (Rtvi) en de Regeling Selectie, Plaatsing en Overplaatsing Gedetineerden (RSPOG). Mogelijk worden hierin eveneens wijzigingen aangebracht.
Penitentiair programma
Detentiefasering bestaat uit verschillende vormen van verlof en uit deelname aan een penitentiair programma (PP). PP is een vorm van tenuitvoerlegging waarbij buiten de gevangenis wordt gewoond en gewerkt. Deelname aan PP kan in de huidige wet minimaal vier weken en maximaal een zesde deel van de straf duren. Omdat een PP minimaal vier weken duurt is de regeling feitelijk alleen van toepassing voor gedetineerden aan wie een gevangenisstraf van minimaal zeven maanden is opgelegd. Aan deze voorwaarden wordt in de nieuwe wet niets gewijzigd. Wel is een belangrijke wijziging dat voor gedetineerden die zijn veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes jaar of meer de mogelijkheid van deelname aan een PP vervalt. Op dit moment kunnen deze gedetineerden tot maximaal één jaar voorafgaand aan de v.i. deelnemen aan een PP. Dat wordt anders. Onder de nieuwe wet kunnen alleen gedetineerden die zijn veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes maanden tot één jaar in aanmerking komen voor deelname aan een PP.
Verlof gewijzigd en ingeperkt
Bovendien wordt het verlofstelsel zoals dat op dit moment geldt, gewijzigd en ingeperkt. In de nieuwe wet is het verlenen van verlof steeds uitdrukkelijk verbonden aan een re-integratiedoel. Hierbij valt te denken aan een kortdurend re-integratieverlof voor het regelen van een identiteitsbewijs en een langdurig re-integratieverlof voor het verrichten van arbeid buiten de gevangenis.
Casemanagers
Het nemen van eigen verantwoordelijkheid in detentie, waarvan de nieuwe wet uitgaat, is binnen detentie niet altijd eenvoudig. Zo zijn gedetineerden overgeleverd aan de tijd en moeite die de casemanagers aan de detentiefasering kunnen en willen besteden. Daarnaast wachten gedetineerden vaak lang op allerlei adviezen van de reclassering, de vrijhedencommissie en het Openbaar Miniserie. Een en ander is – begrijpelijkerwijs – frustrerend.
Persoonsgerichte aanpak
De minister geeft aan dat over de mogelijkheden van de eigen verantwoordelijkheid binnen detentie is nagedacht. Zo beschrijft hij dat de persoonsgerichte aanpak niet alleen inhoudt dat gedetineerden verantwoordelijkheid nemen, maar ook dat zij de hulp en begeleiding krijgen die zij nodig hebben. Uit het onderzoek ‘Goed casemanagerschap in de PI’ is gebleken dat de casemanagers bij het maken van afwegingen zwaar leunen op hun ervaringskennis. Het onderzoek geeft aan dat het combineren van deze ervaringskennis met wetenschappelijke instrumenten en kennis het vakmanschap van de casemanager kan vergroten. Een onderbuikgevoel over een gedetineerde kan aan de hand van een ‘risicoscreener’ worden gestaafd of juist ontkracht. Dat maakt volgens de minister dat een persoonsgericht en onderbouwd detentietraject kan worden ingezet. Een en ander moet volgens de minister worden verwerkt in een nieuw handboek en een nieuwe opleiding van casemanagers.
Personeelstekort onder casemanagers
De praktijk wijst uit dat het aan de hulp, kennis en begeleiding door casemanagers – door talloze omstandigheden waaronder personeelsgebrek – op dit moment nog al eens schort. Met de uitkleding van de mogelijkheden van een goede resocialisatie, is te hopen dat de mogelijkheden die er zijn ten volle worden benut. Het komt op dit moment nog (te) vaak voor dat gedetineerden lang moeten wachten op hun faseringstraject waardoor de fasering meer dan eens onnodig wordt verkort of helemaal verloren gaat. Hulp nodig bij detentiefasering? Neem gerust contact met ons op.